This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Welkom bij geschiedenis
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
Je kunt de uitvoering van de participatiesamenleving beschrijven.
Je kan in eigen woorden uitleggen wat individualisering betekend.
Slide 2 - Slide
Onze afspraken
In onze klas mag je altijd een vraag stellen.
Rust in de klas - Als ik uitleg -> stilte. - Geconcentreerd werken -> stilte
Telefoon, jassen, petten en AirPods zijn niet zichtbaar zonder mijn toestemming.
Vertrouwen
Slide 3 - Slide
Staatsinrichting
van Nederland
Oefenen
Slide 4 - Slide
Wat is: Sociale zekerheid?
A
Verbod op kinderarbeid
B
Een samenleving waarin de overheid veel zaken regelt voor de burgers.
C
Financiële steun van de overheid voor mensen die dat nodig hebben.
D
Recht op onderwijs
Slide 5 - Quiz
Wat is: Verzorgingsstaat?
A
Recht op zorg in een ziekenhuis als je dat nodig hebt
B
Een samenleving waarin de overheid veel zaken regelt voor de burgers.
C
Financiële steun van de overheid voor mensen die dat nodig hebben.
D
Recht op pensioen.
Slide 6 - Quiz
Bij welke partij hoort deze persoon?
A
Vrijheidsbond
B
Anti-Revolutionaire Partij (ARP)
C
Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP)
D
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP)
Slide 7 - Quiz
8 uur werken 8 uur slapen 8 uur vrije tijd
Welke partij wil dit bereiken voor de arbeiders?
A
SDAP
B
Vrijheidsbond
C
RKSP
D
ARP
Slide 8 - Quiz
Welke partij wilde algemeen kiesrecht voor mannen?
A
ARP
B
SDB
C
SDAP
D
liberale Unie
Slide 9 - Quiz
Welke politieke leider kwam op voor de 'gewone mens' of 'kleine luyden'?
A
Schaepman
B
Thorbecke
C
Troelstra
D
Kuyper
Slide 10 - Quiz
Welke socialistische partij wilde een parlementaire democratie?
A
SDB
B
SDAP
Slide 11 - Quiz
Wat is een vakbond?
A
een groep werknemers die zich verenigt
B
Een groep werkgevers die zich verenigt
C
Kleding die vaak werd gebruikt bij protesten
D
Politici die hun politieke ideeën baseren op arbeid
Slide 12 - Quiz
Nederland kreeg in 1848 een nieuwe grondwet. Hieronder staan vier uitspraken over deze grondwet. Welke twee uitspraken zijn juist?
A
Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost.
B
Nederland werd een constitutionele monarchie.
C
Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd.
D
De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid.
Slide 13 - Quiz
In 1960 was er een groot tekort aan woningen. Daarom vond de Tweede Kamer dat er extra woningen moesten worden gebouwd. Het kabinet weigerde dit, omdat er niet genoeg bouwvakkers waren. Daarop moest het kabinet aftreden. Welke uitspraak bij de tekst is juist?
Bij een ruzie tussen het kabinet en de Tweede Kamer:
A
bepaalt de koning(in) wie gelijk heeft.
B
is de Tweede Kamer de baas.
C
worden de leden van de Tweede Kamer ontslagen.
Slide 14 - Quiz
Wat was geen maatregel tijdens de wederopbouw?
A
Bonnensysteem
B
Sociale wetten
C
Lage loonpolitiek
D
sociale verzekeringen
Slide 15 - Quiz
Wat waren twee oorzaken van de sociale kwestie?
A
Verbod op kinderarbeid
B
Invoering sociale grondrechten
C
Armoede & slechte hygiëne
D
Recht op onderwijs
Slide 16 - Quiz
Wat is de AOW?
A
Pensioenuitkering van de overheid
B
Werkloosheidsuitkering van de overheid
C
Arbeidsongeschiktheids -uitkering van de overheid
D
Sociale verzekeringsuitkering van de overheid
Slide 17 - Quiz
Socialisten vinden ... het allerbelangrijkste:
A
gelijkheid
B
vrijheid
C
veiligheid
D
vrije tijd
Slide 18 - Quiz
Liberalen vinden ... het aller belangrijkste
A
vrijheid
B
gelijkheid
C
geld
D
geloof
Slide 19 - Quiz
Leg uit: Wat betekend vergrijzing?
Slide 20 - Open question
Waarom zaten er lang geen socialisten in de Nederlandse regering?
A
De socialisten waren net opgericht en moesten nog bekend worden.
B
Mensen dachten dat de socialisten gevaarlijk waren
C
De koning wilde niet dat er socialisten macht zouden krijgen.
D
Er was censuskiesrecht, daardoor mochten alleen de 'rijken' stemmen.
Slide 21 - Quiz
Wat is een sociaal grondrecht?
A
bescherming van de burgers voor de overheid.
B
bescherming van de burgers door de overheid.
C
bescherming van de burger voor de burgers
D
bescherming van de overheid door de burgers
Slide 22 - Quiz
Wie is dit?
A
Hendrick Colijn
B
Willem Drees
C
Wim Kok
D
Pieter Jelles Troelstra
Slide 23 - Quiz
Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer?
A
45
B
55
C
65
D
75
Slide 24 - Quiz
Wat was geen oorzaak van de bezuinigingen in de jaren '80?
A
Economische crisis
B
Stijgende lonen
C
Vergrijzing
D
Stijging werkloosheid
Slide 25 - Quiz
Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer?
A
100
B
120
C
130
D
150
Slide 26 - Quiz
Leg in eigen woorden uit wat werkverschaffingsprojecten waren en waarom deze nodig waren.
Slide 27 - Open question
Bij welke zuil hoort hetgeen je in deze foto ziet?
A
Socialisten
B
Protestanten
C
Rooms-Katholieken
D
Liberalen
Slide 28 - Quiz
Wat is Geen(!) sociaal grondrecht?
A
Het recht op werk
B
Het recht op gezondheidszorg
C
Het recht op bewoonbaarheid van land
D
Het recht op een uitkering
Slide 29 - Quiz
Ministeriële verantwoordelijkheid betekent dat
A
De minister is verantwoordelijk voor zichzelf
B
De minister moet verantwoording afleggen aan de koning
C
De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement
D
De minister moet verantwoording afleggen aan de minister-president
Slide 30 - Quiz
Nieuw in de Grondwet van 1848 was:
A
Censuskiesrecht
B
Algemeen kiesrecht
C
De regering is de hoogste macht
D
Recht op onderwijs
Slide 31 - Quiz
Wat is een sociale verzekering?
A
Verzekering voor werktijden en de veiligheid in de fabrieken.
B
Bescherming van de burgers door de overheid.
C
Een verzekering van de overheid die je tegen inkomensverlies beschermt
D
Verzekering voor hulp bij rechtszaken tegen de overheid.
Slide 32 - Quiz
Wie is dit?
A
Aletta Jacobs
B
Koningin Wilhelmina
C
Wilhelmina Drucker
D
Emmeline Pankhurst
Slide 33 - Quiz
Wat is geen sociale wet?
A
Leerplichtwet (1901)
B
Woningwet (1901)
C
Ongevallenwet (1901)
D
Onderwijs wet (1902)
Slide 34 - Quiz
Bezuinigingen
Economische crisis (jaren '80)
Bezuinigingen onder Ruud Lubbers
Vergrijzing
Overheid betaald mee aan de AOW
Verhoging pensioenleeftijd
Slide 35 - Slide
Eigen verantwoordelijkheid
Opkomst (Neo)liberalisme
Sterke nadruk op marktwerking en het terugdringen van de invloed van vakbonden, staatsbedrijven en andere collectieve voorzieningen.
Meer redenen aanpassingen verzorgingsstaat:
Stelsel van sociale zekerheid/ voorzieningen te ingewikkeld
Mensen willen niet meer meebetalen voor een ander.
Participatiewet uit 2015: tegenprestatie voor uitkering
Slide 36 - Slide
Individualisering
Deel politiek: Verzorgingsstaat te veel gericht op financiële steun.
Meer eigen verantwoordelijkheid
Individualisering van de samenleving.
Participatiesamenleving.
Slide 37 - Slide
Lesdoelen
Je kunt de uitvoering van de participatiesamenleving beschrijven.
Je kan in eigen woorden uitleggen wat individualisering betekend.