meew vw en trappen vergelijking

Vandaag:
herhaling meew.vwp
herhaling voorzetsel
nakijken/bespreken opdrachten
trappen van vergelijking
opgeven huiswerk/zelfstandig werken
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag:
herhaling meew.vwp
herhaling voorzetsel
nakijken/bespreken opdrachten
trappen van vergelijking
opgeven huiswerk/zelfstandig werken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Hoe kan dat nou?
1. Jan drinkt.
Hoeveel rollen heeft drinkt?

2. Zij geeft altijd aan het goede doel.
Hoeveel rollen heeft geeft?

Slide 3 - Slide

pv - ond - wwg - lv 

1. De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent

2. Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied.

3. De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging jaarlijks subsidie

Slide 4 - Slide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp ontvangt iets.


Leon geeft een cadeau aan Emma.

Slide 5 - Slide

Meewerkend voorwerp
De vraag die je stelt om het meewerkend voorwerp te vinden, is:

Aan wie/voor wie + ond + wwg + lv?

Leon geeft een cadeau aan Emma.
Aan wie of voor wie geeft (wwg) Leon (ond) een cadeau (lv)?

Slide 6 - Slide

Snap je het?

Slide 7 - Slide

De verdwaalde toerist vroeg de weg aan de politieagent.
MV = ?

Slide 8 - Open question

Alle aanwezigen zongen voor de jarige een vrolijk welkomstlied
MV = ?

Slide 9 - Open question

De stad Amersfoort doneert de speeltuinvereniging jaarlijks subsidie.
MV = ?

Slide 10 - Open question

Zal de oud-kampioen vanavond de nieuwe winnaar een medaille opspelden?
MV = ?

Slide 11 - Open question

Elke woensdag geeft Nienke de plantjes op haar kamer water
MV = ?

Slide 12 - Open question

Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?
MV = ?

Slide 13 - Open question

Ontleed de volgende zin:
Daan heeft Thijs een snoepje gegeven.

Slide 14 - Open question

Wat weet je over het meewerkend voorwerp?

Slide 15 - Open question

meewerkend voorwerp
Opdrachten uit het boek:

Tips bij opdracht 3:
Wat heb jij?

Slide 16 - Slide

meewerkend voorwerp
Opdrachten uit het boek:

Tips bij opdracht 4:
Wat heb jij?

Slide 17 - Slide

Voorzetsels
  • Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. ) 

  • Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen vz. 
  • Bv. opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 18 - Slide

Eigenschappen vz


  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.
  • Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor)
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende)



Slide 19 - Slide

Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 20 - Quiz

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 21 - Quiz

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Slide 22 - Open question

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 23 - Open question

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Slide 24 - Open question

VUL VOORZETSEL IN
Mijn vader fietst ..... het donker.

Slide 25 - Open question

Vul een voorzetsel in:
We zijn ..... Brussel gereden.

Slide 26 - Open question

De ondernemende peuter kroop … de tafel - welk voorzetsel kun je hier neerzetten?

Slide 27 - Open question

Vul aan met een voorzetsel:
Wij zorgen ... de taart.

Slide 28 - Open question

Vul aan met een vast voorzetsel
Zij geven aanleiding ... ruzie.

Slide 29 - Open question

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

De kleine kinderen van mijn collega zijn bezig met een prachtige tekening.

Slide 30 - Open question

Haal alle voorzetsels uit de volgende zin:

Mijn vader zit te vissen, want hij mag niet naar zijn werk.

Slide 31 - Open question

Wat weet je over het voorzetsels?

Slide 32 - Open question

Slide 33 - Slide

Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 34 - Mind map

Slide 35 - Slide

Voor de volgende les:
Toetsstof:
Hoofdstuk 5:
woordenschat, grammatica, formuleren en spelling.
Hoofdstuk 6:
woordenschat, grammatica en spelling.

 HUISWERK:
Hoofdstuk 5 Formuleren 
Bestuderen:
blz. 160, Trappen van vergelijking
Maken: blz. 160 opdracht 1, 2 & 3

Slide 36 - Slide