meewerkend voorwerp = 3e naamval :
Hoe vind je het meewerkend voorwerp ook alweer?
Dat heb je geleerd bij Nederlands, en herhalen we hier nog even kort.
Ik geef een boek aan het meisje
1. onderwerp --> wie geeft? ik => IK = ONDERWERP (1e naamval)
2. lijdend voorwerp --> wat geef ik? een boek => EEN BOEK = LIJDEND VOORWERP (4e naamval)
3. meewerkend voorwerp --> aan wie geef ik? het meisje => HET MEISJE = MEEWERKEND VOORWERP (3e naamval)