Voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1,2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Lesdoelen.
Je leert:
  • hoe je een voltooid
     deelwoord herkent
  • wanneer je een voltooid
     deelwoord gebruikt
  • hoe je een voltooid
     deelwoord schrijft

Slide 2 - Slide

Wat is een voltooid deelwoord?
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Lidwoord
D
Persoonsvorm

Slide 3 - Quiz

Wat is hier het voltooid deelwoord?
'Ze hebben gisterenavond samen macaroni gegeten.'
A
Ze
B
Hebben
C
Macaroni
D
Gegeten

Slide 4 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin?

'Ik heb sperziebonen gekocht, want ik wist niet zeker of je spinazie lust.'
A
lust
B
heb
C
wist
D
gekocht

Slide 5 - Quiz

Wanneer gebruik je een
voltooid deelwoord?
Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond. 

Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend → De regen is voorbij, het is nu droog.

Slide 6 - Slide

Voltooid Deelwoord
Een voltooid deelwoord begint vaak met ge-
gelopen - gefietst - gemaakt

Een voltooid deelwoord kan ook met be- beginnen
betaald -  begroet - begraven

Een voltooid deelwoord kan ook met ver- beginnen
verrast - verteld - verhuisd

Zwakke werkwoorden: -t of -d
Sterke werkwoorden: -t of -en

Slide 7 - Slide

Voltooid Deelwoord
Een voltooid deelwoord kan ook met ont- beginnen
ontdekt - ontwaakt - ontvoerd
Een voltooid deelwoord kan ook met her- beginnen
herdenkt - herplaatst - hersteld
 
Een voltooid deelwoord eindigt op: 
Zwakke werkwoorden: -t of -d
Sterke werkwoorden: -t of -en

Slide 8 - Slide

Waarmee kunnen voltooid deelwoorden beginnen?

Slide 9 - Open question

Is het met een -t of een - d?

Slide 10 - Slide

Twijfel of je het voltooid deelwoord met een -t of een -d schrijft? Maak dan gebruik van het ezelsbruggetje: 't sexy fokschaap!
Er werd hard gejuich___ toen Ajax scoorde! 
Hele werkwoord: juichen
- en
Laatste letter: juicH
De letter 'H' zit in 't sexy fokschaap
Dus...
Er werd hard gejuicht toen Ajax scoorde!

Slide 11 - Slide

Oefenen: Kies de juiste vorm:

'De buurman heeft zijn spullen ......'
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 12 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

'bereiken'
A
bereikt
B
bereikd

Slide 13 - Quiz

Wat is het volooid deelwoord van:

'antwoorden'
A
geantwoord
B
geantwoort

Slide 14 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

'verven'
A
geverft
B
geverfd
C
gevervt
D
gevervd

Slide 15 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van:

'jagen'
A
gejaagt
B
gejaagd

Slide 16 - Quiz


'In Nederland wordt steeds vaker ........(pinnen)'
A
gepind
B
gepint
C
gepindt

Slide 17 - Quiz

'Gisteravond heb ik pas na 12 uur mijn computer ....... (afsluiten)'
A
afsluitend
B
afgesloten

Slide 18 - Quiz

'Ik was ...... (raken) door die opmerking over mijn overleden hondje.'
A
geraakt
B
geraakd
C
geraakdt

Slide 19 - Quiz

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
'Tijdens de bokswedstrijd werd de handdoek in de ring....(werpen).'

Slide 20 - Open question

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
'De docent had alle fouten .....(doorstrepen).'

Slide 21 - Open question

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
'In het magazijn heeft John alle lege kratjes ...(opstapelen).'

Slide 22 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
'Het ....(hebben - tt) de hele dag .....(regenen - vd).'

Kies twee:
A
hebt
B
geregend
C
heeft
D
geregent

Slide 23 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

Jente ....(zijn - tt) gisteren de hele middag in de bibliotheek .....(zijn - vd)

Kies twee antwoorden:
A
is
B
was
C
geweesd
D
geweest

Slide 24 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

'Afgelopen weekend ....(hebben - tt) ik een nieuwe rugzak .....(kopen- vd)'

Kies twee antwoorden:
A
had
B
heb
C
gekoopt
D
gekocht

Slide 25 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
'Via Snapchat ....(worden - vt) de foto van ons nieuwe katje .....(sturen - vd)'

Kies twee antwoorden:
A
werd
B
wordt
C
gestuurt
D
gestuurd

Slide 26 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:

'De ontsnapte koeien ....(zijn - tt) de snelweg .....(oversteken - vd)'

Kies twee antwoorden:
A
waren
B
zijn
C
overgestoken
D
overgesteekt

Slide 27 - Quiz

Wat heb jij vandaag geleerd?

Slide 28 - Open question