This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
4.5 Wie heeft de macht?
Slide 1 - Slide
Oppositiepartijen
A
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken
B
Partijen in de Tweede Kamer die geen ministers in de regering hebben
C
Tweede en Eerste Kamer samen.
D
Een overeenkomst tussen coalitiepartijen over het te voeren beleid in de regeerperiode van vier jaar
Slide 2 - Quiz
Regeerakkoord
A
Een kabinet waarin twee of meer partijen met elkaar samenwerken
B
Partijen in de Tweede Kamer die geen ministers in de regering hebben
C
Tweede en Eerste Kamer samen.
D
De plannen van de coalitiepartijen voor de komende vier jaar
Slide 3 - Quiz
Welke uitspraken zijn juist?
1. De partijen die samen de regering vormen, zijn de oppositie.
2. De regeringspartijen hebben in de Tweede Kamer meer zetels dan de oppositiepartijen.
3. Coalitiepartijen stemmen vaak voor de plannen van de regering.
4. De minister-president is lid van een van de oppositiepartijen.
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
2 en 4
Slide 4 - Quiz
Wat is een kabinetsformatie?
A
overleg om te komen tot een regering
B
benoemen van ministers in een regering
Slide 5 - Quiz
Compromissen zijn afspraken tussen partijen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quiz
Welke partijen kunnen het makkelijkst compromissen sluiten?
A
Middenpartijen
B
Rechtse partijen
C
Linkse partijen
D
Zowel links als rechts
Slide 7 - Quiz
I. In een regeerakkoord staat het beleid voor de komende jaren beschreven. II. Voor het opstellen van een regeerakkoord is het nodig dat de Tweede Kamer compromissen sluit.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist
Slide 8 - Quiz
Wanneer de overheid minder geld uit gaat geven noemen we dat....
A
Belasting
B
Rijksbegroting
C
Bezuinigen
D
Compromissen
Slide 9 - Quiz
Na de verkiezingen van de Tweede Kamer begint de kabinetsformatie. Het kabinetsbeleid dat na kabinetsformatie ontstaat, is het resultaat van
A
Het overnemen van het verkiezingsprogramma van de partij die de meeste stemmen heeft gekregen.
B
Het sluiten van compromissen tussen de partijen die het kabinet gaan
vormen.
C
Overleg tussen alle politieke partijen in de Tweede Kamer.
D
Overleg tussen de koning en de fractieleiders van de partijen die het kabinet gaan vormen.
Slide 10 - Quiz
Welke uitspraken zijn juist? I. Bij een kabinetsformatie moeten de coalitiepartijen het eens worden over een gezamenlijk beleid. II. De kabinetsformatie begint na de uitslag van de Tweede Kamerverkiezingen.