h2- les werkwoordspelling 5

Welkom!
timer
8:00
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom!
timer
8:00

Slide 1 - Slide

Komende weken = toetsstof toetsweek
1. hoofdletters & "" aanhalingstekens 
2. aan elkaar of los? 
3. werkwoordspelling 


Check-in 

Slide 2 - Slide

1. cambiumned klassikaal
2. Opdrachten uit je boek 
3. Formatieve toets 



Deze les:

Slide 3 - Slide

https://www.cambiumned.nl/werkwoordspelling/persoonsvorm-tegenwoordige-tijd/
Cambiumned

Slide 4 - Slide

Opdrachten van werkwoordspelling h1 t/m h6 uit je boek:

H1: opdracht 2 (gebiedende wijs)
H2: opdr 1, 2 en 4 (Engelse werkwoorden)
H3: opdr 1 en 2 (lastige werkwoordsvormen)
H4: opr 1, 3 en 4 (lastige werkwoordsvormen)
H5: opdr 1, 2, en 3 (samengestelde zinnen)
H6: opdr 1 en 2 (verleden tijd of voltooid deelwoord)


Opdrachten maken 
timer
8:00

Slide 5 - Slide

Je krijgt een blaadje en levert die bij mij in. 

1. Leg uit wat het verschil is tussen de vervoegingen gelooft en geloofd. 

2. Hij (bekritiseren) mij altijd, daarom heb ik hem (waarschuwen). 

3. Ik vind het leuk om te schilderen, maar hij vind het leuker om te gamen. Juist of onjuist? 

4. Het is wel eens (gebeuren) dat ik me (verslapen). Dat (gebeuren) me tegenwoordig nooit meer. 


Maak deze 4 opdrachten

Slide 6 - Slide

Je krijgt een blaadje en levert die bij mij in. 

1. Leg uit wat het verschil is tussen de vervoegingen gelooft en geloofd. 
Gelooft is persoonsvorm tt en geloofd is voltooid deelwoord.
2. Hij (bekritiseren) mij altijd, daarom heb ik hem (waarschuwen). 
Bekritiseert + gewaarschuwd
3. Ik vind het leuk om te schilderen, maar hij vind het leuker om te gamen. Juist of onjuist? Onjuist, want hij vindT
4. Het is wel eens (gebeuren) dat ik me (verslapen). Dat (gebeuren) me tegenwoordig nooit meer. 
Gebeurd, verslaap, gebeurt 


Antwoorden

Slide 7 - Slide

1
Werkwoordspelling

Slide 8 - Slide

1. voltooid deelwoord of persoonsvorm? 
Als hij over zijn grote ambities vertelt, verbaast Cas de docent. 
Toen hij over zijn grote ambities heeft verteld, was de docent verbaasd. 

2. Engelse werkwoorden
Zelfde regels als in het Nederlands. Soms heb je wel een extra letter nodig voor de uitspraak: racen: stam -en is rac en dan klinkt niet, dus wordt de stam: race. pvtt = +t dus racet en pvvt + te dus racete. 

Werkwoordspelling: lastig

Slide 9 - Slide

1. In een zin kunnen meerdere persoonsvorm staan

2. Stap 1: check eerst of het de persoonsvorm is of niet 

3. Gebiedende wijs: alleen de stam! (maak je huiswerk!) 

4. Geen persoonsvorm? Dan is het voltooid deelwoord of andere vorm: zo kort mogelijk 
Werkwoordspelling: belangrijk

Slide 10 - Slide

Welke stappen zet je om de juiste werkwoordsvorm te vinden? 

Als je een spiekbriefje zou mogen gebruiken op de toets (en dat mag natuurlijk niet), wat zou je daar dan op zetten?
Maak een spiekbriefje
timer
5:00

Slide 11 - Slide

Je mag je spiekbriefje erbij houden. Maak deze drie zinnen. 

1. De (opscheppen) ravioli was te veel (afkoelen), waardoor het eten de kasten niet meer (smaken). 

2. Voor de pauze werd de operazangeres (uitjoelen), 
maar aan het einde van de avond (juichen) bezoekers 
haar toe. 

3. Op de vorige familiedag (barbecueën) de familie tot laat. 
Maak deze zinnen
timer
5:00

Slide 12 - Slide

Je mag je spiekbriefje erbij houden. Maak deze drie zinnen. 

1. De opgeschepte ravioli was te veel afgekoeld, waardoor het eten de kasten niet meer smaakte

2. Voor de pauze werd de operazangeres uitgejoeld
maar aan het einde van de avond juichten bezoekers 
haar toe. 

3. Op de vorige familiedag barbecuede de familie tot laat. 
Kijk na 
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen
A
timde
B
timdde
C
timete
D
timede

Slide 14 - Quiz




hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: deleten

A
delette
B
deletete
C
deledde
D
deletette

Slide 15 - Quiz

Wie zich tot de burgemeester (wenden), (krijgen) zeker antwoord.
A
wend - krijgt
B
wend - krijg
C
wendt - krijgt
D
wendt - krijg

Slide 16 - Quiz

Toch (krijgen) ze bijna een ongeluk, toen in een bocht van de weg de auto (slippen).
A
krijgden - slipden
B
kregen - slipten
C
krijgen - slipde
D
kregen - slipte

Slide 17 - Quiz

Welke vorm hoort op de puntjes?
De .........toren staat op de monumentenlijst
A
verlichten
B
verlichte
C
verlichtte
D
verlichtten

Slide 18 - Quiz

Zijn vader (verwachten) niet anders van hem.
A
verwacht
B
verwachte
C
verwachtte
D
verwachtten

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen
A
lunchte
B
lunchde
C
lunchtte
D
lunchdde

Slide 20 - Quiz

Wanneer het licht (branden), is de kans groot dat er nog een trein langs (rijden)
A
brandt-rijdt
B
brand-rijd
C
brandt-rijd
D
brand-rijdt

Slide 21 - Quiz

Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll