This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
5.1 Soortelijke weerstand, PTC, NTC, LDR, Diode
hv4 - natuurkunde overal
Slide 1 - Slide
Na vandaag kun je:
uitleggen waar de weerstand van een NTC, PTC, LDR en een diode van afhangt en toepassingen van deze componenten geven.
uitleggen waar de weerstand van een draad van afhangt
rekenen met soortelijke weerstand
Slide 2 - Slide
Ohmse weerstand
Een weerstand die niet afhangt van de spanning.
(De weerstand blijft constant)
vb. Koolweerstand, constantaandraad
I en U zijn rechtevenredig
Slide 3 - Slide
niet -Ohmse weerstand
Een weerstand die afhangt van de spanning.
(De weerstand veranderd)
vb. gloeilamp
De gloeilamp is een PTC
Slide 4 - Slide
De PTC-weerstand.
PTC staat voor positieve (weerstands) temperatuurcoefficent
De weerstandswaarde wordt groter als de temperatuur stijgt.
In de praktijk gedragen gloeilampjes zich als een PTC.
Slide 5 - Slide
De NTC-weerstand.
NTC staat voor negatieve (weerstands) temperatuurcoefficent
De weerstandswaarde kleiner wordt als de temperatuur stijgt.
Deze weerstand wordt vaak gebruikt in een temperatuursensor.
Slide 6 - Slide
De LDR
LDR staat voor Light Dependent Resistor
De weerstandswaarde wordt kleiner als er meer licht is.
Slide 7 - Slide
Diode
De diode is een eenrichtings weg voor de stroom. De stroom kan in de richting van de "pijl" wel lopen (de doorlaatrichting). De andere richting kan de stroom niet doorlaten Dit noemen we de sperrichting. (Zie fig 2.31b boek blz 64)
Een LED is een diode die licht geeft.
Slide 8 - Slide
Weerstand draad hangt af van:
soort materiaal (= soortelijke weerstand)
doorsnede draad
lengte draad
Slide 9 - Slide
Soortelijke weerstand (ρ)
Een draad heeft weerstand.
De weerstand hangt af van de soort stof.
grote ρ → grote weerstand (isolatoren)
kleine ρ → lage weerstand (geleiders)
Binas tabel 8 en 9
Slide 10 - Slide
Hoe dikker de draad, hoe ...... de elektronen zullen stromen
A
makkelijker
B
moeilijker
Slide 11 - Quiz
Hoe langer de draad, hoe .... de elektronen zullen stromen
A
makkelijker
B
moeilijker
Slide 12 - Quiz
Weerstand van een draad
Is afhankelijk van de lengte en doorsnede en het materiaal
grotere doorsnede → minder weerstand
langere draad → meer weerstand
Slide 13 - Slide
Weerstand van een draad
R = weerstand [Ω]
ρ = soortelijke weerstand [Ωm]
l = lengte [m]
A = oppervlak doorsnede [m2]
R=Aρ⋅l
Slide 14 - Slide
Oppervlakte doorsnede draad
Slide 15 - Slide
Een draad wordt door midden geknipt en aangesloten op de spanningsbron. Wat gebeurt er met de stroomsterkte?
A
Die wordt 2x zo klein
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt 2x zo groot
D
Die wordt 4x zo groot
Slide 16 - Quiz
De drie draden zijn van hetzelfde materiaal. A en B zijn even dik. A en C zijn even lang. Zet ze op volgorde van oplopende weerstand.
A
A-B-C
B
B-A-C
C
C-B-A
D
C-A-B
Slide 17 - Quiz
Je knipt een elektriciteitsdraad halverwege doormidden en legt de twee helften naast elkaar en sluit ze zo aan op een spanningsbron. Wat gebeurt er met de geleidbaarheid?
A
Die wordt 2x zo klein
B
Die blijft gelijk
C
Die wordt 2x zo groot
D
Die wordt 4x zo groot
Slide 18 - Quiz
Draad A heeft een 2x zo hoge soortelijke weerstand dan draad B. Draad A heeft een 2x zo grote diameter als draad B. Wat is de verhouding tussen de lengtes als de weerstand gelijk is?