Grammatica 2.7: wg en lv

Grammatica zinsdelen

Wat je al kent uit hoofdstuk 1.7 en 2.7
- De persoonsvorm
- De zinsdeelproef
- Het onderwerp
- Onderwerpsproef (pv van enkelvoud naar meervoud veranderen)
- Onderwerpvraag (wie/wat + gezegde?)
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen

Wat je al kent uit hoofdstuk 1.7 en 2.7
- De persoonsvorm
- De zinsdeelproef
- Het onderwerp
- Onderwerpsproef (pv van enkelvoud naar meervoud veranderen)
- Onderwerpvraag (wie/wat + gezegde?)

Slide 1 - Slide

Lesdoelen van vandaag
Hoofdstuk 2.7

Ik kan het werkwoordelijk gezegde herkennen. 

Ik kan het lijdend voorwerp herkennen. 

Slide 2 - Slide

Kennen jullie het werkwoordelijk gezegde (wg) al?
'Ik heb gisteren gebakken aardappelen gegeten.'
Wat is in deze zin het wg?

Slide 3 - Open question

Het werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde vertelt
wat er gebeurt, wat er gedaan wordt: de handeling, een werking.

Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin

De persoonsvorm is dus ook een onderdeel van het gezegde.
Maar er kan ook een voltooid deelwoord bij zitten.

De vogel vloog met zijn snuitjes tegen het raam aan.
De man heeft te veel bier gedronken.

Slide 4 - Slide

'Ik vroeg de man naar de weg.'
Wat is in deze zin het wg?

Slide 5 - Open question

'Ik wilde de man naar de weg vragen.'
Wat is in deze zin het wg?

Slide 6 - Open question

'Ik heb de man naar de weg gevraagd.'
Wat is in deze zin het wg?

Slide 7 - Open question

'Ik had de man naar de weg willen vragen.'
Wat is in deze zin het wg?

Slide 8 - Open question

Ik kan het werkwoordelijk gezegde herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 9 - Poll

Kennen jullie het lijdend voorwerp (lv)al?
Ik geef mijn leesboek graag aan jou.
Wat is hier de lv?
A
ik
B
mijn leesboek
C
aan jou
D
graag

Slide 10 - Quiz

Het lijdend voorwerp
De dief gooide zijn buit in de sloot.
Gisteren heb ik Maxima bij de Jumbo zien lopen.
Ik ben vandaag niet op de fiets gekomen.

Niet iedere zin heeft een lv !
Er staat nooit een voorzetsel voor het lv !


Slide 11 - Slide

Wat is de lv?
Veel leerlingen kopen in de
kleine pauze een lekker tussendoortje.
A
Veel leerlingen
B
in de kleine pauze
C
een lekker tussendoortje
D
staat geen lv in de zin

Slide 12 - Quiz

Wat is de lv?
Sommige spinnen maken
heel kunstige webben in de achtertuin.
A
Sommige spinnen
B
webben
C
heel kunstige webben
D
in de achtertuin

Slide 13 - Quiz

Wat is de lv?
Ik heb aan mijn liefste tante
een bos rozen uit Aalsmeer gegeven
A
mijn liefste tante
B
ik
C
Aalsmeer
D
een bos rozen

Slide 14 - Quiz

Wat is de lv?
De professor heeft uren met zijn hoofd in de studieboeken gezeten.
A
met zijn hoofd
B
in studieboeken
C
de professor
D
staat geen lv in de zin

Slide 15 - Quiz

Ik kan het lijdend voorwerp herkennen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

Slide 17 - Slide

Even herhalen
Nu herhalen we alle zinsdelen die we tot nu toe gehad hebben:

onderwerp
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp

Slide 18 - Slide

onderwerp (ow) 
persoonvorm (pv)
werkwoordelijk gezegde (wg) 
lijdend voorwerp (lv) 
wie/wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp
Alle werkwoorden in de zin. 
Wie/ wat + pv? 
het werkwoord dat direct verbonden is aan het onderwerp 

Slide 19 - Drag question

Zelfstandig werken
Ga aan de slag met het wg en het lv:

Maak opdracht 11 t/m 14 van 2.7

Slide 20 - Slide