H8.3 Wolken en neerslag

1 / 52
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

3GT.nsk11
Klascode Learnbeat




Klascode Lessonup

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

3GT.nsk12
Klascode Learnbeat




Klascode Lessonup

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

H8 Het weer
  • 8.1 Starten
  • 8.2 Temperatuur
  • 8.3 Wolken en neerslag
  • 8.4 Wind
  • 8.5 Extreem weer 
  • PTA H8 op 10 oktober 2024

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Leuke Weetjes
Hoogste temperatuur ooit gemeten op aarde?
  • 56,7°C Death valley (VS)
Laagste temperatuur ooit gemeten op aarde?
  • -89,2°C Antarctica
Grootste sneeuwvlok ooit gemeten op aarde?
  • 38 cm Montana (VS)

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

H8.3: Wolken en neerslsag 
Leerdoelen:

  • beschrijven wat een wolk en neerslag is
  • beschrijven welke vormen van neerslag er zijn

  • beschrijven wat de atmosfeer en luchtvochtigheid is


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

In welke vorm komt
water allemaal voor?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

Fasen
Water kan net als veel andere stoffen voorkomen in drie toestanden:






Deze drie verschillende toestanden worden fasen genoemd.







Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Gas vorm:
  • onzichtbare waterdamp
Vloeibare vorm:
  • water
  • mist
  • dauw
Vaste vorm: 
  • IJs
  • sneeuw
  • rijp
  • (ijzel)

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Van wolken tot neerslag

Slide 11 - Slide

Uitleggen aan de hand van tekst H6.3
Soorten neerslag
Soorten neerslag

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Het deeltjesmodel
- Alle moleculen bewegen voortdurend
- Alle moleculen trekken elkaar aan
- De moleculen van een stof veranderd niet

MAAR

Hoe bewegen de moleculen in de verschillende fasen? 
Aan de hand van het deeltjesmodel kunnen we dit zien.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Moleculen veranderen NIET

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Vast
- alle moleculen trillen op een vaste plek
- aantrekkingskracht is heel groot

Daarom heeft ijs ook 
een vaste vorm en volume.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Vloeibaar
- alle moleculen  bewegen door elkaar maar blijven wel bij elkaar in de buurt. Ze hebben geen vaste plek meer.
- aantrekkingskracht is kleiner dan bij een vaste stof

Daarom heeft een waterdruppel  
ook geen vaste vorm.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Gas
- alle moleculen bewegen los van elkaar. Ze bewegen kris kras door elkaar heen waardoor de onderlinge afstand groot is. 
- de aantrekkingskracht is erg klein

Daarom heeft een gas geen  
vaste vorm en volume.  

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Fase en faseovergangen
3 fasen waarin moleculen kunnen zijn
 zorg dat je de faseovergangen kent 



                                                                           

Stoffen lijken te veranderen, 
maar het is een is een 
natuurkundige reactie

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Faseovergangen

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag

  • Lees H8.3 goed door; leerboek p. 190
  • Maak opdrachten van 8.3 (opg. 4 t/m 11; p. 195)


  • Daarna een quiz in LessonUp (8 vragen)


timer
10:00

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Vast
Vloeibaar
Gas
Zeewater
Sneeuw
Waterdamp
Mist
Hagel
Regenwater
ijsklontje 

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Stoffen komen in drie fasen voor. Bij welke fase bewegen de moleculen het snelst?
A
vaste stof
B
vloeistof
C
gasvormige stof

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Welke fase is een stof na condenseren?
A
Vaste fase
B
Vloeistof fase
C
Gasfase

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welke fase is sneeuw?
A
gas
B
vloeibaar
C
vast

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Welke fase is water als het 105°C is?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Welke fase is water als het 65°C is?
A
Vast
B
Vloeibaar
C
Gas

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Stoffen komen in drie fase voor. Bij welke fase bewegen de moleculen bijna niet?
A
vaste stof
B
vloeistof
C
gasvormige stof

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is mist?
A
kleine vlokjes bevroren water
B
kleine druppels vloeibaar water
C
kleine gasvormige waterdampbelletjes
D
waterdampdruppels in gasvormige lucht

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Aan de slag

  • Lees H8.3 goed door; leerboek p. 190
  • Maak opdrachten van 8.3 (opg. 4 t/m 11; p. 195)


  • Volgende les: Atmosfeer en luchtvochtigheid


Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

H8.3: Wolken en neerslsag 
Leerdoelen:

  • beschrijven wat een wolk en neerslag is
  • beschrijven welke vormen van neerslag er zijn

  • beschrijven wat de atmosfeer en luchtvochtigheid is


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Herhaling H8.3 Wolken en neerslag
De drie eigenschappen van het deeltjesmodel  
  • moleculen veranderen niet, bewegen altijd en trekken elkaar aan
De drie fasen van een stof
  • vast, vloeibaar en gasvormig
De 6 fase overgangen van een stof
  • sublimeren, rijpen
  • verdampen, condenseren
  • stollen/bevriezen, smelten

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Absolute nulpunt
Dit is de temperatuur waarbij de moleculen helemaal stil liggen.

0 Kelvin
=
  • - 273 graden Celcius

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Atmosfeer

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Luchtdruk
De zwaartekracht waarmee de lucht op iedere vierkante centimeter duwt

Tegendruk:
De druk in een voorwerp die terugduwt zodat een voorwerp niet in elkaar wordt gedrukt

Pascal
De eenheid van de luchtdruk (hPa)
1 bar  = 1000 hPa = 100 000 Pa = 1,0 *105 Pa Binas Tabel 2

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Slide 38 - Video

This item has no instructions

Dauwpunt en luchtvochtigheid
Warme lucht kan meer waterdamp bevatten dan koude lucht.

Als de lucht afkoelt ontstaat er een relatieve luchtvochtigheid van 100 %                           Dauwpunt

Dan zal de waterdamp condenseren en ontstaat er dauw

 

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Luchtvochtigheid
Geeft het percentage (%) waterdamp in de lucht weer

Meet je met een hygrometer (%) 

Past in koude lucht meer of minder vocht?
  • minder vocht 

Stel de luchtvochtigheid is 40% => hoeveel procent waterdamp kan er nog bij?
  • Maximaal kan 100%, dus kan er nog 60% waterdamp erbij

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

luchtvochtigheid
Wat is luchtvochtigheid?
  • luchtvochtigheid is de hoeveelheid  waterdamp (g/m3) in de lucht.
Wat is relatieve luchtvochtigheid?
  • geeft de hoeveelheid waterdamp, t.o.v. de maximale mogelijke hoeveelheid waterdamp, in procenten
Rel. Luchtvochtigheid = 
         hh waterdamp in lucht : max. hh waterdamp x 100%

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Het dauwpunt
  • De temperatuur waarbij waterdamp begint te condenseren heet het dauwpunt.
  • Wolken ontstaan op hoogten waar de tempereratuur is afgekoeld tot het dauwpunt
  • De lucht zit dan "vol" met waterdamp

  • Past in warme of koude lucht meer waterdamp?

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Opgave
Buiten is het 23 °C warm en bevat de lucht 15 g/m3 waterdamp.
* Wat is de relatieve luchtvochtigheid in de lucht bij deze temperatuur?
  • hh waterdamp in lucht = 15 g/m3
  • max. hh waterdamp = 20 g/m3
  • Rel.lucht = 15 : 20 x 100% = 75% 

* Wat is de relatieve luchtvochtigheid bij 10°C en bij 10 g/m3?
  • 100% (= dauwpunt)
Rel. Luchtvochtigheid = 
         hh waterdamp : max. hh waterdamp x 100%

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag

  • Lees H8.3 goed door; leerboek p. 190
  • Maak opdrachten van 8.3 (opg. 4 t/m 16; p. 195)


Volgende les: Onderzoeken; 
  • Relatieve luchtvochtigheid 


Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Practicum: Relatieve luchtvochtigheid
  • Lees eerst het hele practicum door; weet  wat je moet doen!

  • Maak daarna de 5 startopdrachten!!
  • Bespreken startopdrachten

  • Practicum in twee tallen (docent bepaald)
  • Ruim daarna alles weer op => werkplek ook schoon
  • Maak de EXTRA opdracht van het practicum 
               (komt ook in de toets) 







Slide 47 - Slide

This item has no instructions

extra vragen Relatieve luchtvochtigheid
Waaraan kun je merken dat de luchtvochtigheid op bepaalde dagen hoog is? Noem minimaal 1 kenmerk!
  • Je raakt je zweet minder goed kwijt, huid voelt klam aan
Hoe noem je het punt waarop er waterdruppels (condensvorming) in de lucht ontstaan?
  • Dauwpunt
Wat is het percentage vocht in de lucht als het dauwpunt bereikt is?
  • 100%
Hoe reken je de temperatuur om van graden Celsius naar Kelvin?
  • +273 
 







Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Lord Kelvin
Natuurkundige
1842 - 1907

Absolute nulpunt (-273 C) als ijkpunt (0 Kelvin)

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

vragen Relatieve luchtvochtigheid
Wat is de temperatuur van de lucht en van het water, wanneer je condens/dauw zag? 
  • 23 graden Celsius (lucht), 5 graden Celsius (water bij dauwpunt)
Wat is het maximaal aantal gram per m3 (lees uit de grafiek)
  • 20 g/cm3                            7 g/cm3 
Waarom moet het water worden afgekoeld?
  • Dauwpunt ligt lager dan de temperatuur in het lokaal. 
Waarom komt er aan de buitenkant condens op het bekerglas?
  • Waterdamp uit de lucht botst tegen het koude bakje => condenseert
 







Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Gegevens:
Temp lucht = 23 graden C
max hh vocht bij 23 graden is..
  • = 20 g/cm3

Temp dauwpunt = 5 graden C
=> max hh vocht bij 5 graden is
  • 7 g/m3
  • dus de lucht bij 23 graden Celsius bevat dus 7 g/m3
  • En maximaal kan er 20 g/cm3 in

Berekening:

Relatieve luchtvochtigheid = 
hh gram vocht : max. hh gram vocht  x  100%

  • Rel. voch = 7 : 20 x 100% =
  • Rel. vocht. = 35%

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Slide 52 - Video

This item has no instructions