Theme 6 Part 1

1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

First check exercise 3 & 4
Then test your knowledge on the
 two tenses mentioned above

Slide 2 - Slide

Exercise 3 page 53-54 Workbook B

Slide 3 - Slide

Exercise 4 page 54

Slide 4 - Slide

9

Slide 5 - Video

00:07
Noteer de present perfect

Slide 6 - Open question

00:11
Noteer de present perfect

Slide 7 - Open question

00:22
Noteer de present perfect

Slide 8 - Open question

00:28
Noteer de present perfect

Slide 9 - Open question

00:52
Noteer de present perfect

Slide 10 - Open question

01:01
Noteer de present perfect

Slide 11 - Open question

01:12
Noteer de present perfect

Slide 12 - Open question

01:18
Noteer de present perfect

Slide 13 - Open question

01:22
Noteer de present perfect

Slide 14 - Open question

Hoe vorm je de present perfect?
A
met 2 werkwoorden
B
altijd met have en een ander werkwoord
C
altijd met has en het voltooid deelwoord
D
met have of has plus het voltooid deelwoord van een werkwoord

Slide 15 - Quiz

Welke signaal woorden voor de present perfect kwamen aanbod bij de opdracht?

Slide 16 - Open question

Zijn er nog andere signaal woorden voor de present perfect
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Signaal woorden present perfect

Slide 18 - Slide

When do we use the present perfect...

Slide 19 - Slide

De present perfect is de voltooid tegenwoordige tijd.
Deze tijd heeft alles te maken met het verleden en nu. De present perfect heeft ook nu nog invloed of si nog steeds bezig.
Je gebruikt de present perfect om aan te geven dat iets in het verleden begonnen is en...
...nu nog steeds bezig is
- Lees has lived in New York since 2006.
...nu nog invloed heeft
- I have lost my key at the party

Slide 20 - Slide

Past simple
Listen very well before you do the exercise!

Slide 21 - Slide

8

Slide 22 - Video

00:45
Fill in the correct form of the past simple
A
rained
B
raind
C
raint
D
reigned

Slide 23 - Quiz

01:05
Fill in the correct form of the past simple
A
saw
B
have seen
C
did you see
D
did see you

Slide 24 - Quiz

01:25
Fill in the correct form of the past simple
A
did tell
B
didn't tell
C
did not told
D
did told

Slide 25 - Quiz

01:58
Fill in the correct form of the past simple
A
had gone
B
was going
C
go
D
went

Slide 26 - Quiz

02:26
Fill in the correct form of the past simple
A
was not happy
B
were not happy
C
wasn't happy
D
were happy

Slide 27 - Quiz

02:48
Fill in the correct form of the past simple
A
Have you arrived
B
has you arrived
C
did you arrive
D
did you arrived

Slide 28 - Quiz

02:57

A
arrived
B
arrive
C
arrives
D
did arrive

Slide 29 - Quiz

03:17
Fill in the correct form of the past simple
A
was you
B
were you
C
are you
D
is you

Slide 30 - Quiz

Welk signaal woord voor de past simple hoort er niet bij?
A
tomorrow
B
the day before yesterday
C
this morning
D
in 1420

Slide 31 - Quiz

Enkele signaal woorden past simple 

Slide 32 - Slide

Hoe vorm je de past simple?

Slide 33 - Slide

When do we use the past simple......

Slide 34 - Slide

  • Wanneer iets in het verleden is gebeurd en het is afgelopen/afgehandeld/
afgesloten
e.g. He bought a new car last week.
  • Vroegere gewoontes
e.g. He spent a lot of time in his father workshop.

  • Bij opeenvolgende handelingen in het verleden
e.g.She returned to London and visited all  her friends.

Er staat meestal een tijdsbepaling (signaal woord) als de zin in de verleden tijd staat.

Slide 35 - Slide

Wanneer je vragen maakt in de verleden tijd gebruik je vaak het hulpwerkwoord: To do 
Verleden tijd: did
Volgorde is dan:
Did+ onderwerp+ hele werkwoord + de rest va de zin
e.g. Did you do your homework lastnight?

Bij vragen met een vorm van To be in de zin komt het vorm van to be vooraan in de zin.
e.g. Were they happy about winning the lottery?

e.g. Was he here yesterday?

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

I hope you get it a little bit....

Slide 38 - Slide