dagen van de week en de dagdelen

1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Heute
- Vorwissen aktivieren 
- Lernziele
- Zeit ablesen / Wochentage / Tageszeiten
- Hören 

Slide 2 - Slide

Lernziele
-  Herhalen van Lektion 1 tot 3 
-  Grammatik Lektion 4


- Je de kunt kloktijden en dagdelen opschrijven
- Je weet hoe je de zwakke werkwoorden moet toepassen.

Slide 3 - Slide

Klokkijken / dagen van de week / de dagdelen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Wie spät ist es?
  • Uur= Uhr (tijdsstip)
  • Half= halb
  • Kwart= Viertel
  • Over= nach
  • Voor= vor
  • Kwartier= ein Viertel
  • Uur= Stunde (tijdsduur)

Es ist.......fünf nach halb zehn

Slide 6 - Slide

Wie spät ist es?
A
Est hat half drei
B
Es ist zwei Uhr
C
Es ist 10 nach 6
D
Es ist halb zwei

Slide 7 - Quiz

Wie spät ist es?
A
Es ist acht Uhr
B
Es ist 7 Uhr
C
Es ist 8 Stunden
D
Es ist 8 Uhr

Slide 8 - Quiz

08.30
10.15
11.45
13.55
17.28
es ist fünf vor zwei
es ist Viertel nach zehn
es ist halb neun
es ist zwei vor halb sechs
es ist Viertel vor zwölf

Slide 9 - Drag question

Wie spät ist es?

Slide 10 - Open question

Wie spät ist es?

Slide 11 - Open question

Wie spät ist es?

Slide 12 - Open question

Dagen van de week

Slide 13 - Slide

Maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
zondag
Montag
Dienstag
Mittwoch
Donnerstag
Freitag
Samstag
Sonntag

Slide 14 - Drag question

Om aan te geven op welke dag iets gebeurt, gebruik je het voorzetsel ''am''.
Am Montag habe ich Deutsch. 
=
Op maandag heb ik Duits.


Slide 15 - Slide

___ haben wir einen Termin. (Op donderdag)
A
Auf Donnerstag
B
An Donnerstag
C
Am Donnerstag
D
In Donnerstag

Slide 16 - Quiz

____ gehen wir zur Firma. (op dinsdag)




____ gehen wir zur Firma.
. (Op dinsdag)

Slide 17 - Open question

_____ treffen wir uns. ( Op woensdag)

Slide 18 - Open question

Welke dagdelen ken je?
(z.B. 's ochtends)

Slide 19 - Mind map

Dagdelen
6-9 uur > morgens / am Morgen 
9-12 uur > vormittags / am Vormittag 
12-13 uur > mittags / am Mittag
13-18 uur > nachmittags / am Nachmittag 
18-24 uur > abends / am Abend 
0-6 uur > nachts / in der Nacht

Slide 20 - Slide

Dagdelen
2 manieren:
- Zonder voorzetsel: 
- Dagdeel begint met een kleine letter en eindigt op -s. 
   z.B. morgens / abends
- Met voorzetsel ''am'': dagdeel begint met Hoofdletter.
   z.B. am Morgen / am Nachmittag

Slide 21 - Slide

van 13 tot 18 uur 's middags
=
am Vormittag, vormittags
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

van 12 tot 13 uur 's middags
A
nachts / in der Nacht
B
mittags / am Mittag
C
am Nachmittag, nachmittags
D
abends / am Abend

Slide 23 - Quiz

van 18 uur tot 24 uur 's avonds
A
am Nachmittag, nachmittags
B
am Mittag, mittags
C
am Abend, abends
D
in der nacht, nachts

Slide 24 - Quiz