Voortplanting en seksualiteit les 6

Voortplanting en seksualiteit 
Les 6
Leerjaar 3
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with text slides.

Items in this lesson

Voortplanting en seksualiteit 
Les 6
Leerjaar 3

Slide 1 - Slide

Planning

Vragen bespreken en uitleg basisstof 4

Vragen basisstof 5

Slide 2 - Slide

Basisstof 4
Geef antwoord op de volgende vragen;
Neem de vraag over in je schrift en schrijf het antwoord erbij

1. Leg in je eigen woorden uit wat bevruchting is. En op welke dagen van de cyclus kan bevruchting plaats vinden?
2. Leg in je eigen woorden uit wat innesteling is.

3. Wanneer noem je de ongeboren vrucht embryo? En wanneer noem je de ongeboren vrucht een foetus?
4. Leg in je eigen woorden uit wat een placenta is

5. Teken een navelstreng met de bloedvaten na, geef de namen van de bloedvaten en zet erbij welke stoffen er door deze bloedvaten gaan.
6. Hoe ontstaat een één eigen- tweeling en hoe ontstaat een twee- eigen tweeling? Teken dit.

Slide 3 - Slide

vraag 1

Leg in je eigen woorden uit wat bevruchting is. En op welke dagen van de menstruatiecyclus kan bevruchting plaats vinden?

Slide 4 - Slide

Eisprong
De eicel komt vrij tijdens de eisprong (ovulatie) rond de 14e dag van de menstruatiecyclus

Slide 5 - Slide

bevruchting
Als de kern van een zaadcel samensmelt met de kern van een eicel dan is dat een bevruchting.

De bevruchting 
vindt in de eileider 
plaats. 


 

Slide 6 - Slide

Menstruatiecyclus 
(niet zwanger)
Menstruatiecyclus
(wel zwanger)

Slide 7 - Slide

Leg in je eigen woorden uit wat bevruchting is. En op welke dagen van de menstruatiecyclus kan bevruchting plaats vinden?
Op de 14e dag van de menstruatiecyclus komt er een 
eicel vrij in de eileider die bevrucht kan 
worden door een spermacel


Het samensmelten van de kern van de spermacel 
met een kern van een eicel noem je bevruchting.

Slide 8 - Slide

vraag 2

Leg in je eigen woorden uit wat innesteling is.

Slide 9 - Slide

Innesteling
Het proces waarbij de bevruchte eicel zich innestelt en zich vastzet in het baarmoederslijmvlies

Het proces waarbij de bevruchte eicel zich innestelt in het baarmoederslijmvlies

Slide 10 - Slide

vraag 3

Wanneer noem je de ongeboren vrucht embryo? En wanneer noem je de ongeboren vrucht een foetus?

Slide 11 - Slide

Embryo wordt Foetus
De eerste 8 weken noemen we het ongeboren kindje een embryo

Na 3 maanden noemen we het embryo een foetus

Bij een zowel embryo als een foetus werken de hersenen, spieren, hart en bloedvaten al.

Slide 12 - Slide

vraag 4

 Leg in je eigen woorden uit wat een placenta is

Slide 13 - Slide

Placenta
moederkoek
Het embryo is door de navelstreng verbonden met de placenta.

Placenta bestaat uit weefsel van de moeder en het embryo

In de placenta:
  • Zuurstof en voedingsstoffen van moeder 
      naar het embryo
  • Afvalstoffen van het embryo naar 
      de moeder

Slide 14 - Slide

 4. Leg in je eigen woorden uit wat een placenta is
1. De placenta ontstaat na de innesteling van het embryo.

2. De placenta bestaat uit weefsel van de moeder en van de embryo.

3. De placenta zorgt voor de uitwisseling van voedingsstoffen en afvalstoffen tussen moeder en kind.

Slide 15 - Slide

vraag 5
Teken een navelstreng met de bloedvaten na, geef de namen van de bloedvaten en zet erbij welke stoffen er door deze bloedvaten gaan.

Slide 16 - Slide

Navelstreng (en vruchtwater)
Navelstreng verbind embryo en placenta. 

3 bloedvaten in navelstreng: 
- 2 navelstrengslagaders
- 1 navelstrengader. 

Embryo ligt in vruchtwater ter bescherming. 
Eromheen liggen vruchtvliezen. 

Slide 17 - Slide

De navelstreng
Navelstrengslagaders (2): Hierin stroomt bloed van het
embryo naar de placenta.
(koolstofdioxide, water en andere afvalstoffen)

Navelstrengader (1): Hierin stroomt bloed van de placenta
naar het embryo.
(zuurstof en voedingsstoffen)


Slide 18 - Slide

Vraag 6
Hoe ontstaat een één eigen- tweeling en hoe ontstaat een twee- eigen tweeling? Teken dit.

Slide 19 - Slide

Tweelingen
eeneiige tweeling: Tweeling ontstaan uit één eicel en één zaadcel.

Twee-eiige tweeling: Tweeling ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 20 - Slide

Huiswerk KB

Maak vraag 7 & 8 van bevruchting en zwangerschap

Maak opdracht 1 & 2 + 4 & 5 van geboorte

LET OP!
CONTROLE!
Huiswerk BB

Maak opdracht 7 van bevruchting


Maak opdracht 1 t/m 3 van geboorte

LET OP! 
CONTROLE


Slide 21 - Slide

Basisstof 5
Geef antwoord op de volgende vragen;
Neem de vraag over in je schrift en schrijf het antwoord erbij

1. De geboorte van een baby wordt geregeld in vijf stappen. Welke vijf stappen zijn dat? En beschrijf elke stap in het kort wat er gebeurt.
2. Leg uit wat wordt bedoeld met een stuitligging.

KB.
3. Kijk naar de afbeelding hiernaast. De geboorte van een kind gaat op deze manier erg moeilijk.
Leg uit hoe dat komt en wat zou een alternatieve manier zijn om het kindje toch geboren te laten worden.

BB. 

3. Geef 6 taken van een kraamverzorgerster.

Slide 22 - Slide