4.4 Elektriciteit

Elektriciteit 4.4
1 / 42
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Elektriciteit 4.4

Slide 1 - Slide

Mist bestaat uit heel kleine druppeltjes water.
In welke fase is het water in de mist?

A
Het is een damp.
B
Het is een gas.
C
Het is een vaste stof.
D
Het is een vloeistof.

Slide 2 - Quiz

Wat is de temperatuur van
het water?
A
0 °C
B
20 °C
C
80 °C
D
100 °C

Slide 3 - Quiz

Wat kan dit kastje meten?
A
Geleiding
B
Spanning
C
Stroomsterkte
D
Weerstand

Slide 4 - Quiz

Hoeveel stroomkringen tel je in deze schakeling?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Reken om:
0,075 A = ... mA
387,0 mA = ... A

Slide 6 - Open question

Leerdoelen
Aan het einde van deze uitleg:
- kan je uitleggen wat het vermogen van een apparaat is.
- kan je het vermogen van een apparaat berekenen.


Slide 7 - Slide

Vermogen 
Hoeveel elektrische energie een apparaat per seconde verbruikt.

Slide 8 - Slide

Vermogen 
Het vermogen hangt van twee dingen af.


Slide 9 - Slide

Vermogen 
Het vermogen hangt van twee dingen af.
- Spanning (U)


Slide 10 - Slide

Vermogen 
Het vermogen hangt van twee dingen af.
- Spanning (U)
- Stroomsterkte (I)

Slide 11 - Slide

Vermogen 
- Vermogen (P)
- Spanning (U)
- Stroomsterkte (I)

P=UI

Slide 12 - Slide

Vermogen 
- Vermogen (P) in Watt (W)
- Spanning (U) in Volt (V)
- Stroomsterkte (I) in Ampère (A)

P=UI

Slide 13 - Slide

Wat is het vermogen van het lampje?

Slide 14 - Slide

Een elektromotor werkt bij een spanning van 200V en een stroomsterkte van 3A. Wat is het vermogen van deze motor?

Slide 15 - Open question

Wat is de spanning over het lampje?

Slide 16 - Slide

Een elektromotor heeft een vermogen van 40W en een stroomsterkte van 2,5A. Wat is het vermogen van deze motor?

Slide 17 - Open question

Opdrachten maken 
Wat: Maak opdracht 1 tot 11 van paragraaf 4.4. 
Hoe: De eersteminuten moet zelfstandig daarna mag je overleggen.
Hulp: Overleg eerst met je buurman/ buurvrouw. Als je er nog steeds niet uitkomt steek je vinger op en loopt de docent langs.
Tijd: 15 minuten
Klaar: Kijk alvast wat je nog moet leren voor de toets.


timer
15:00

Slide 18 - Slide

Fasen
Drie verschillende fasen
- Vaste stof (s)
- Vloeistof (l)
- Gas (g)

Slide 19 - Slide

Sleep de fase en faseovergang naar de juiste plek.
Smelten
Stollen
Condenseren
Sublimeren
Rijpen
Verdampen
gas
vloeistof
vaste stof

Slide 20 - Drag question

Overgangen

Slide 21 - Slide

Welke neerslag hoort bij welke afbeelding?
Rijp
Sneeuw
Regen
Dauw
IJzel
Hagel

Slide 22 - Drag question

Kookpunt

Slide 23 - Slide

Smeltpunt/Vriespunt
Al het ijs moet zijn gesmolten voordat de temperatuur van het water zal stijgen.

Slide 24 - Slide

Vriespunt verlagen
Door een stof toe te voegen aan het water,
zal het vriespunt van water verlagen.

Strooizout is effectief tot -8 graden Celsius.

Slide 25 - Slide

Kookpunt en kooktraject

Slide 26 - Slide

Isolerende of geleidede stoffen
Geleiders
- Aluminium 
- koper
- koolstof (kan)

Isolatoren
- hout
- rubber
- lucht

Slide 27 - Slide

Isolator
Geleider
Gouden ring
Water
Rood potlood
Passer
Markeerstift
Melkpak
ijzeren tafelpoot
Koper
Koolstof
Etui
Paperclip
Vinger
Lucifer

Slide 28 - Drag question

Batterijen schakelen
Een batterij van 3,0 V.

In serie: 3,0 + 3,0 = 6,0V

Slide 29 - Slide

Schakelingen teken

Slide 30 - Slide

Serieschakeling
De lampjes staan achter elkaar geschakeld.
Alle lampjes gaan tegelijk aan of uit.

Slide 31 - Slide

Parallelschakeling
De lampjes staan naast elkaar geschakeld.
De lampjes gaan kunnen los van elkaar 
aan of uit.

Slide 32 - Slide

Stroomsterkte en spanning meten

Slide 33 - Slide

Succes met de Toets

Slide 34 - Slide

Opdrachten maken 
Wat: Maak de toets van het kopje afsluiting. 
Hoe: Zelfstandig 
Hulp: Geen
Tijd: 20 minuten



timer
20:00

Slide 35 - Slide

Energieverbruik
Het vermogen keer de tijd is de hoeveelheid verbruikte energie. 

Slide 36 - Slide

Energieverbruik
Het vermogen keer de tijd is de hoeveelheid verbruikte energie. 

Slide 37 - Slide

Energieverbruik
Het vermogen keer de tijd is de hoeveelheid verbruikte energie. 

Energie - kWh
Vermogen - KiloWatt
Tijd - uur

Slide 38 - Slide

Energieverbruik
- Energie (E) in kilowattuur (kWh)
- Vermogen (P) in kiloWatt (kW)
- Tijd (t) in uur (h)

E=Pt

Slide 39 - Slide

Een wasmachine verbruikt 5000W per uur. Hoeveel energie is er verbruikt na 3 uur?

Slide 40 - Slide


Slide 41 - Open question


Slide 42 - Open question