This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Aanpassingen bij dieren en planten
Thema ecologie
Slide 1 - Slide
Consument
Producent
Reducent
Slide 2 - Drag question
Kwekers van tomaten hebben soms last van bladluizen op hun gewassen. Om deze dieren te bestrijden, zetten ze lieveheersbeestjes uit. Lieveheersbeestjes leggen hun eitjes in bladluizenkolonies. Als de larven uit de eieren komen, eten ze de bladluizen op.
In welke schakel van de voedselketen komt de bladluis voor?
A
consumenten van de 1e orde
B
consumenten van de 2e orde
C
producenten
D
reducenten
Slide 3 - Quiz
In de afbeelding is een piramide van biomassa getekend.
Heeft een piramide van biomassa altijd de vorm van een piramide?
A
JA
B
NEE
Slide 4 - Quiz
Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat
Slide 5 - Quiz
Invloeden uit de levenloze natuur noem je ... factoren.
Slide 6 - Open question
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
Slide 7 - Drag question
leerdoelen
Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving.
Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving.
Slide 8 - Slide
schooltv.nl
Slide 9 - Link
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Zoolganger
Teenganger
Topganger
Slide 13 - Slide
Een teenganger loopt op de tenen.
Voordeel: een teenganger kan snel lopen.
Nadeel: in zachte ondergronden zakken ze weg
Slide 14 - Slide
Zoolgangers
De beer is een zoolganger
Ze lopen op de hele voet
Voordeel; Niet snel wegzakken
Nadeel: Zijn minder snel
Slide 15 - Slide
Een hoefganger loopt op de toppen van de tenen.
De teen is bedekt met een hoef.
Voordeel: Een hoefganger kan nog sneller lopen.
Slide 16 - Slide
Aanpassen dieren aan temperatuur
gematigde omgeving
Koude omgeving: Warme omgeving: kleine oren en poten grote oren en poten
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Hoe gebruikt deze vogel zijn snavel bij het verkrijgen van voedsel?
A
kraakt noten en harde zaden
B
prikt bodemdiertjes uit de grond
C
verscheurt een prooi
D
zeeft kleine plantjes uit het water
Slide 24 - Quiz
kegelsnavel
zeefsnavel
priemsnavel
pincetsnavel
haaksnavel
Slide 25 - Drag question
Waarom hebben olifanten zulke stevige poten?
A
kunnen ze harder rennen
B
kunnen ze beter trappen
C
om hun zware skelet te kunnen dragen
Slide 26 - Quiz
Hoe heeft de poolvos zich aangepast aan zijn omgeving?
A
kleur vacht valt niet op in de omgeving
B
hij kan heel erg goed sluipen
C
zachte vacht zorgt voor warmte
D
kleine oren daardoor minder verlies van warmte
Slide 27 - Quiz
Aan de slag
6.5 Aanpassing bij dieren Opdracht 1 t/m 7
Slide 28 - Slide
BS 6.6 Aanpassingen planten
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Sommige planten hebben luchtkanalen in hun stengels. Welke planten zijn dit?
A
cactussen
B
landplanten met grote, dunne bladeren
C
landplanten met kleine, dikke bladeren
D
waterplanten
Slide 36 - Quiz
Waarom hebben de bladeren van een cactus de vorm van een stekel?
A
Zodat de plant minder vocht verdampt
B
Tegen koude nachten in de woestijn
Slide 37 - Quiz
Wat is zijn aanpassingen bij planten om uitdroging te voorkomen? (twee antwoorden zijn goed)
A
Grote, platte bladeren
B
Kleine, dikke bladeren
C
een klein wortelstelsel
D
een groot wortelstelsel
Slide 38 - Quiz
Een plant in een droog gebied heeft vaak
A
Een groot wortelstelsel
B
Een klein wortelstelsel
Slide 39 - Quiz
Waarom bloeien sommige schaduwplanten in het voorjaar?
A
Omdat het dan lekker warm is
B
Omdat de bomen nog niet vol blaadjes zitten waardoor er nog genoeg zon is