Herhaling H5

• Economie
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 2

Hoofdstuk 5 Herhaling

Wat heb je nodig?

Pen en papier

Rekenmachine

Wat gaan we vandaag doen?

1. Herhaling H5
2. Hoe lukt de planning?
3. Vragen en woordzoeker maken
4. Quizje                                                         
   

Weekmarkt

Woningmarkt

Weekmarkt

• Er worden producten aangeboden. (aanbod)
• En mensen komen om iets te kopen. (vraag)
• Er wordt dus gekocht en verkocht.

Woningmarkt

Woningen die te koop staan en alle mensen die op zoek zijn naar een woning.

• Kan jij niet bezoeken.
• ook wel een abstracte markt genoemd

• inkoopprijs
• brutowinst  +
• verkoopprijs

• € 0,80
• € 0,40  +
• € 1,20

• Brutowinst = brutowinstopslag = brutowinstmarge
  
• Meestal een percentage van de inkoopprijs
• In ons voorbeeld is de brutowinstmarge 50%. Reken maar uit!!

• Indirecte belasting: Jij betaalt belasting via de winkelier.

Berekening prijs inclusief (met) btw

Prijs exclusief btw     € 200,00

+btw (21/100x € 200) €    42,00

=prijs inclusief btw    € 242,00

Prijs exclusief btw 21% uitrekenen

121%	1%	100%
459,80	3,80	380

• Prijs excl btw = prijs incl 21% btw : 121 x 100
• Prijs excl btw = prijs incl 9% btw : 109 x 100

Brutowinst en nettowinst

Omzet 

Inkoopwaarde -

Brutowinst

Bedrijfskosten -

Nettowinst (kan ook een verlies zijn.....)

electriciteit

huur

loon

Maakwerk

Controleer dat je alle opdrachten van H5 af hebt op Pincode

Ook de rekenopdrachten H5!

Maak de vragenlijst en woordzoeker!

1

2

3

Alles wat een bedrijf doet om aandacht voor zijn product te trekken

1. Markten
2. Woningmarkt
3. Marketing
4. Adverteren

Een plaats waar iets wordt gekocht en verkocht

1. Winkel
2. Markt
3. Bakker
4. Internet

Alles wat mensen willen kopen

1. Boodschappen
2. Inkoopgoederen
3. Vraag
4. Aanbod

De prijs dat een winkelier betaalt voor een product dat hij later wil verkopen

1. Inkoopprijs
2. Verkoopprijs
3. Consumentenprijs
4. Brutowinstopslag

Het bedrag dat een winkelier bij de inkoopprijs optelt zodat hij winst maakt

1. Inkoopprijs
2. Verkoopprijs
3. Consumentenprijs
4. Brutowinstopslag

Het bedrag waarvoor een winkelier een product verkoopt

1. Inkoopprijs
2. Verkoopprijs
3. Consumentenprijs
4. Brutowinstopslag

Het aantal producten dat je verkoopt

1. Inkoopprijs
2. Afzet
3. Omzet
4. Brutowinstopslag

De verkoopopbrengst. Alles wat een bedrijf ontvangt aan verkopen

1. Inkoopprijs
2. Afzet
3. Omzet
4. Brutowinstopslag

Belasting die de winkelier moet optellen bij de verkoopprijs

1. Verkoopbelasting
2. Consumentenprijs
3. Brutowinstopslag
4. btw

De prijs die je als consument betaalt inclusief btw

1. Verkoopbelasting
2. Consumentenprijs
3. Brutowinstopslag
4. btw

De winst die uiteindelijk overblijft nadat alle kosten zijn betaald

1. Inkoopwaarde
2. Brutowinst
3. Bedrijfskosten
4. Nettowinst

Het verschil tussen de omzet en de inkoopwaarde

1. Inkoopwaarde
2. Brutowinst
3. Bedrijfskosten
4. Nettowinst

Het totale bedrag dat een winkelier betaalt voor de inkoop van producten

1. Inkoopwaarde
2. Brutowinst
3. Bedrijfskosten
4. Nettowinst

De kosten om een winkel te laten functioneren

1. Inkoopwaarde
2. Brutowinst
3. Bedrijfskosten
4. Nettowinst