This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Proefwerk hoofdstuk 2.
Slide 1 - Slide
Opdracht: sleep alle gele zinnen naar het juiste oranje vak:
Dunbevolkt gebied
Dichtbevolkt gebied
Hooggebergte met steile pieken en diepe dalen
Erg droge gebieden
Erg koude gebieden
Gebieden met moeilijke toegankelijke oerwouden.
Gebieden met weinig werk
Gebieden met ziekenhuizen
Gebied met een fijn klimaat
Gebied met fabrieken en kantoren
Vlakke gebieden
gebieden met een vruchtbare bodem
Er wonen veel mensen
Er wonen weinig mensen.
Slide 2 - Drag question
Wat zie je bij pijl 3? Iemand verhuist een land in om daar te wonen.
A
geen van de genoemde antwoorden is juist
B
Emigratie
C
Immigratie
D
Remigratie
Slide 3 - Quiz
Over welk cultuurgebied gaat onderstaande tekst:
"Oude gebruiken en westerse gewoonten komen naast elkaar voor. Veel inwoners spreken naast hun eigen taal ook Frans of Engels. Dat komt omdat veel landen vroeger een kolonie waren van een Europees land".
A
Hindoeïstische cultuurgebied
B
Orthodoxe cultuurgebied
C
Afrikaanse cultuurgebied
D
Westerse cultuurgebied
Slide 4 - Quiz
Welk begrip kun je zien in het bewegende plaatje hiernaast?
A
emigratie
B
bevolkingsdichtheid
C
vergrijzing
D
multiculturele samenleving
Slide 5 - Quiz
Bekijk de leeftijdsgrafiek.
Welke uitspraak is juist?
A
In arme landen is de onderkant van de bevolkingsgrafiek breder dan bij rijke landen.
B
De bevolking van arme landen neemt af.
C
Aan een bevolkingsgrafiek kun je goed zien of er veel of weinig migratie is in een land.
D
Geen van de genoemde uitspraken is juist.
Slide 6 - Quiz
Vanaf 2011 waren er in Syrië gewapende opstanden tegen de Syrische overheid. Deze burgeroorlog telde meer dan 200 000 doden en bijna 4 miljoen mensen ontvluchtten het land.
Wat is de reden van migratie?
A
economische reden
B
ecologische reden
C
sociale reden
D
politieke reden
Slide 7 - Quiz
Wat is de juiste omschrijving van het begrip 'krimpgebieden'?
A
Gebieden waar de bevolking afneemt.
B
Gebieden waar door migratie de regionale verschillen groter worden.
C
Dat er meer oudere mensen dan jongere mensen wonen.
D
Dat er meer ouderen overlijden dan dat er baby's geboren worden.
Slide 8 - Quiz
Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving?
"De groei van de bevolking door migratie".
(je mag best een typfout maken)
Slide 9 - Open question
'Mijn opa kwam als arme werkloze in 1970 naar Nederland. Hij ging werken in de Rotterdamse haven. Door zijn andere geloof en taal lukte het inburgeren niet goed.'
Uit welk land kwam opa?
A
Suriname
B
Turkije
C
Indonesië
D
Syrië
Slide 10 - Quiz
Welke bevolkingsgrafiek hoort bij Nederland (2019)?
A
bevolkingsgrafiek A
B
bevolkingsgrafiek B
C
bevolkingsgrafiek C
D
bevolkingsgrafiek D
Slide 11 - Quiz
Welke woorden zijn NIET van toepassing op het bewegende plaatje hiernaast? (Welke twee woorden horen er NIET bij?)
A
natuurlijke bevolkingsgroei
B
sociale bevolkingsgroei
C
multiculturele samenleving
D
vergrijzing
Slide 12 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Bij iemand met een Nederlandse achtergrond zijn beide ouders in Nederland geboren.
B
Geen van de genoemde zinnen is juist.
C
Migranten met een westerse achtergrond wonen vaak in arme wijken, het zijn vaak ecologische vluchtelingen
D
Nederland is een dichtbevolkt land, er zijn geen regionale verschillen in bevolkingsdichtheid.
Slide 13 - Quiz
Welke zin bevat een fout?
A
Cultuurelementen= de belangrijkste kenmerken van een cultuur: taal, godsdienst en gewoonten.
B
Cultuurgebied= een gebied waar mensen met verschillende cultuurelementen wonen.
C
Cultuurverspreiding= het proces waarbij een cultuur zich verspreid over andere delen van de wereld.
D
Cultuurvermenging= het door elkaar gebruiken van elementen van verschillende culturen.
Slide 14 - Quiz
[1] redenen: echtgenote en kinderen verlaten hun land om weer een gezin te vormen. [2] redenen: mensen vluchten voor oorlog of worden vervolgd en willen naar een veiliger gebied. [3] redenen: mensen ontvluchten de jarenlange droogte in hun gebied. [4] redenen: mensen hebben geen werk of leven in armoede. Ze willen graag werk met een beter inkomen.
Welke woorden horen bij de cijfers 1, 2, 3 en 4 te staan?
A
1=economische; 2=politieke, 3=natuurlijke of ecologische, 4=sociale
B
1=politieke; 2=sociale, 3=natuurlijke of ecologisch, 4=economische
C
1=sociale; 2=politieke, 3=economische, 4=natuurlijke of ecologische
D
1=sociale; 2=politieke, 3=natuurlijke of ecologisch, 4=economische
Slide 15 - Quiz
Sleep elk land naar de juiste omschrijving van een persoon. Je houdt twee landen over die je niet naar een persoon hoeft te slepen:
Mijn vader kwam hier als gastarbeider. Tegenwoordig noemen ze dat een arbeidsmigrant.
Ik kom uit hetzelfde cultuurgebied. Voor mijn werk is het belangrijk dat ik de Nederlandse taal leer spreken.
Ik kom uit een oorlogsgebied. Via omwegen ben ik naar Nederland gereisd.
Tot 1975 was dit land een kolonie van Nederland.
Suriname
Brazilie
Marokko
Indonesie
Polen
Eritrea
Slide 16 - Drag question
Bekijk het plaatje. Je ziet drie bevolkingsgrafieken van Nederland zonder jaartallen.
Wat is de juiste tijdsvolgorde van de grafieken X, Y en Z?
A
X --> Z --> Y
B
Y --> X --> Z
C
Z --> Y --> X
D
Y --> Z --> X
Slide 17 - Quiz
Lees de tekst. Welk begrip past het beste bij deze tekst?
Je mag best een typfout maken.
Slide 18 - Open question
Je doet mee aan een spel. Ergens op de wereld mag je je blinddoek af doen. Je hoort mensen Portugees praten in een rooms-katholieke kerk en Indianen lopen in kleurige kleding rond. Ook kom je mensen tegen die oorspronkelijk uit bijvoorbeeld Ghana komen.
In welk cultuurgebied ben je?
A
hindoeïstisch cultuurgebied
B
één van de Zuidoost-Aziatische cultuurgebieden
C
orthodoxe cultuurgebied
D
Latijns-Amerikaans cultuurgebied (Midden- en Zuid-Amerika)
Slide 19 - Quiz
Door welk element van de cultuur hebben niet-westerse allochtonen moeite om zich hier in Nederland aan te passen?
A
Het Nederlandse verkeer is veel drukker dan wat ze in hun eigen land gewend zijn.
B
Het Nederlandse landschap is veel vlakker dan in de landen waar ze vandaan komen.
C
De Nederlandse taal en gewoonten zijn anders dan in de landen waar ze vandaan komen.
D
Het Nederlandse klimaat is veel kouder en natter dan ze gewend zijn in hun eigen land.
Slide 20 - Quiz
Herman Makatita komt in de jaren vijftig van de vorige eeuw vanuit Indonesië naar Nederland. Nederlands-Indië was geen kolonie meer.
Welke omschrijving past hier het beste bij?
A
Hij was een Nederlandse emigrant.
B
Als immigrant uit een vroegere Nederlandse kolonie kon hij makkelijk inburgeren.
C
Hij was een vluchteling met een niet-westerse migratieachtergrond.
D
Als moslim kon hij in Nederland veel arbeidsmigranten leren kennen.
Slide 21 - Quiz
Je doet mee aan een spel. Ergens op de wereld mag je je blinddoek af doen. Je hoort mensen een Slavische taal (bijvoorbeeld Pools of Oekraïens) spreken in een kerk die lijkt op een rooms-katholieke kerk. Die taal wordt in een ander alfabet geschreven dan het onze.
In welk cultuurgebied ben je?
A
Afrikaanse cultuurgebied
B
hindoeïstisch cultuurgebied
C
orthodoxe cultuurgebied
D
Latijns-Amerikaanse cultuurgebied
Slide 22 - Quiz
Waarom hebben niet-westerse allochtonen uit arme landen moeite in te burgeren?
A
Het Nederlandse verkeer is veel drukker dan wat ze in hun eigen land gewend zijn.
B
Het Nederlandse landschap is veel vlakker dan in de landen waar ze vandaan komen.
C
De Nederlandse taal en gewoonten zijn anders dan in de landen waar ze vandaan komen.
D
Het Nederlandse klimaat is veel kouder en natter dan ze gewend zijn in hun eigen land.
Slide 23 - Quiz
Welke zin is juist?
A
In arme landen geeft een klein gezin veel aanzien.
B
Als je voor je werk uit je eigen land verhuist, noem je dat immigratie.
C
De levensverwachting is in arme landen lager dan in rijke landen.
D
Geen van de genoemde zinnen is juist.
Slide 24 - Quiz
Bij deze vraag kun je 2 punten verdienen. "Veel Europese landen als Engeland en Frankrijk waren vroeger de baas in landen in andere werelddelen. Die landen werden <1>. Daardoor heeft de Europese cultuur zich verspreid over een groot deel van de wereld. Dit heet <2>. Omdat Engeland veel landen had veroverd, wordt de Engelse taal over grote delen van de wereld gesproken."
Zet de cijfers 1 en 2 onder elkaar. Welke woorden horen bij de cijfers 1 en 2 te staan?
Slide 25 - Open question
Bij deze vraag kun je 2 punten verdienen. Zet de cijfers 1 en 2 onder mekaar.
Noteer de ontbrekende woorden bij de letters 1 en 2.
Een Nederlander die in Brazilië gaat werken is voor de Nederlanders een <1>. Een Braziliaan die in Nederland komt wonen, is voor Nederlanders een <2>.
Slide 26 - Open question
Welke zin past het beste bij Indonesië?
A
Er wonen oosters-orthodoxe christenen. Opvallend zijn de kerkjes met koepeltjes en kruizen.
B
Veel moslims bidden regelmatig en gaan naar de moskee. Ze eten geen varkensvlees.
C
Het hindoeïsme is de belangrijkste godsdienst. In de omliggende landen is dat het boeddhisme.
D
Het is een Aziatische tijger, samen met China het grootste land van hun cultuurgebied.
Slide 27 - Quiz
Welke zin past het beste bij het plaatje en de tekst?
A
Dit is het Afrikaanse cultuurgebied: veel landen waren kolonies van westerse landen.
B
Deze cultuurvermenging van indianen en westerse cultuur hoort bij Latijns-Amerika.
C
Dit is een goed voorbeeld van de invloed van de Afrikaanse cultuur op Zuid-Amerika.
D
De westerse cultuur in Latijns-Amerika herken je aan voodoo en de sambadansen.
Slide 28 - Quiz
"Nijntje van Dick Bruna is populair in Japan, omdat het konijntje goed aansluit bij de kawaiicultuur. Kawaii betekent schattig of lieflijk. Kawaii is een belangrijk onderdeel van de Japanse popcultuur. Daarnaast lijkt Nijntje op de Japanse mangastijl. Bij manga worden ook duidelijke en felle kleuren gebruikt."
Lees bovenstaande tekst. Welke uitspraak past hier het beste bij?
A
De Japanse karakters zijn voor westerse mensen onleesbaar. Daarom gebruikte Dick Bruna de manga-stijl.
B
Nijntje is een voorbeeld van amerikanisering: net als Coca-Cola en Starbucks kom je het figuurtje overal tegen.
C
De Europese cultuur verspreid zich over een groot deel van de wereld. Nijntje is daar een voorbeeld van.
Slide 29 - Quiz
Welk onderschrift past het beste bij deze foto?
A
Multicultureel Nederland: Nederlanders en nieuwe Nederlanders winkelen in dezelfde straat.
B
Nederland is net een salade: je ziet verschillende smaken die weinig met elkaar te maken hebben.
C
Nederlandse hutspot: de verschillende culturen op de markt herken je niet meer.
D
Nederlanders en mensen met een migratieachtergrond leven behoorlijk langs elkaar heen.
Slide 30 - Quiz
Opdracht: sleep de onderstaande namen van cultuurgebieden naar de juiste plek in de wereldkaart.