HP Plus BOL H5 Ziekten

Les 4     Ziektes

  • Vragen over opdrachten van H4 Observaties? 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
Helpende plusMBOStudiejaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Les 4     Ziektes

  • Vragen over opdrachten van H4 Observaties? 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoofdstuk 5 ziekten Blz. 65 tm 92
  • COPD
  • Diabetes
  • Oedeem, trombose en spataderen
  • Dementie
  • Depressie en delier
  • Reuma
  • CVA
  • Parkinson

Slide 2 - Slide

Ziekten Kanker, behandelen we bij het hoofdstuk rouw.
Doelstelling:
Aan het einde van deze les weet je de basiskennis van: 
  • COPD, diabetes, oedeem, trombose en spataderen, dementie, depressie
      en delier, reuma, CVA en  Parkinson.

  • Kun je omgaan met cliënten en hun ziektebeeld.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Ervaringen over ziekten?
Op werk?

Prive?

Eigen ervaringen, wil je die delen?

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

COPD - Chronic Obstructive Pulmonal Disease
Chronisch
Oorzaak: Roken, chemische dampen 
Chronische Bronchitis, Longemfyseem, Gezonde leefstijl, slapen en hoesten. 
Behandeling: Roken, genoeg bewegen, 
Doel: klachten verminderen & luchtweginfectie voorkomen 
Medicatie: Geïnhaleerd, spieren ontspannen, ontsteking minder, slijm oplossen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Aandachtspunten verzorging 
  • Doe de ADL op het moment van de dag dat de klachten het minst zijn.
  • Voorkom onnodige vermoeidheid.
  • Houd een vaste volgorde van handelingen aan.
  • Let erop dat de cliënt doorademt.
  • Laat de cliënt uitademen als hij zijn armen omhoog moet doen tijdens het aankleden.
  • Laat de cliënt zo veel mogelijk zitten.
  • Gebruik geen prikkelende middelen zoals haarlak of deodorant uit een spuitbus.
  • Voorkom obstipatie door onvoldoende beweging.
  • Melkproducten kunnen extra slijmvorming geven.
  • Geef bij extreme vermoeidheid steeds kleine beetjes eten.
  • Ga professioneel om met het ophoesten van sputum (onderdruk je eventuele afkeer).
  • Let op de juiste toediening van medicatie.

Slide 7 - Slide

Blz.66

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Diabetes - Suikerziekte
Type 1 & Type 2 

Behandeling: Dieet en medicatie
Belangrijk: Na het toedienen van insuline moet de cliënt op tijd eten. Anders begint de insuline al te werken en wordt de glucose uit het bloed opgenomen in de cellen. 
De bloedsuiker kan worden gemeten door een apparaatje dat een druppeltje bloed opzuigt en direct het suikergehalte van het bloed meet.  

De bloedsuikerwaarde wordt uitgedrukt in mmol/l. Als die waarde te hoog is, moet er extra insuline worden toegediend. De grens is voor elke cliënt anders en ook de hoeveelheid extra toe te dienen insuline verschilt per cliënt.

Een gezonde bloedsuikerwaarde ligt tussen de 4,0 en 8,0 mmol/l, voor zowel volwassenen als kinderen, met of zonder diabetes.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

HYPO VS HYPER

Slide 10 - Slide

Hypo (hypoglykemie)
Een te laag glucosegehalte kan veroorzaakt worden door na het spuiten van insuline niet of onvoldoende te eten. Het kan helpen om iemand een suikerklontje te laten eten of suikerwater te laten drinken. Bij een hypo mag je nooit insuline toedienen. Een hypo kan leiden tot een coma.
Hyper (hyperglykemie)
Een te hoog glucosegehalte ontstaat meestal geleidelijk. De cliënt heeft veel dorst en plast veel. Bij een hyper dien je extra insuline toe volgens een door de arts vastgesteld schema. Een hyper kan leiden tot een coma
Opdracht 7
Alex werkt als helpende bij kinderdagcentrum (KDC) Liberi. Het kinderdagcentrum biedt opvang voor kinderen van 2 tot 18 jaar met een (ernstige) verstandelijke of meervoudige beperking. Alex is als helpende verantwoordelijk voor de ondersteuning bij de ADL van de kinderen. Op de groep waar Alex werkt, zit Eline. Eline is 17 jaar en heeft een ernstige verstandelijke beperking. Eline heeft als gevolg van diabetes type I regelmatig een hypo of hyper. Als Alex op de groep komt, roept Eline meteen dat ze moet plassen. Alex loopt met haar naar het toilet, hij merkt dat Eline erg sloom reageert. Na het plassen vraagt Eline tijdens het handen wassen of ze wat water mag drinken. Ze drinkt meteen drie volle bekers leeg. Wanneer Alex zegt dat Eline niet nog een vierde beker mag drinken omdat ze anders buikpijn kan krijgen van het vele water, zegt Eline kort: ‘Maak ik zelf uit!’ Alex besluit de bloedsuikerspiegel van Eline te controleren. Hij roept een bevoegde collega, Sophie. Zij maakt het meetapparaat klaar door een strip te plaatsen. Daarna laat zij Eline een vingerprik doen en een druppeltje bloed op de strip doen. Na korte tijd krijgt Alex de bevestiging van zijn vermoeden…

Slide 11 - Slide

Opdracht 7 blz. 54
De bloedglucose meter geeft
A
Waarde onder de 4 mmol/l
B
waarde boven de 10 mmol/l

Slide 12 - Quiz

B
Hoe noemen we dit vermoeden?
Wat kunnen we doen om Eline haar bloedsuiker op een normaalwaarde te krijgen? 

Slide 13 - Slide

Hyper
Steunkousen wat weet je al?

Slide 14 - Mind map

Individueel
moeilijk aan, 
oedeem, spataderen, trombose
Moeilijk aandoen 
Hulpmiddelen
Ochtend aan, avond uit
droge benen, 
Geen plooien 
Geen dingen onder de kous 
Hulpmiddelen

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Slide 16 - Link

This item has no instructions

Maak de opdrachten  9 en 10
timer
7:00

Slide 17 - Slide

Na het maken van de opdrachten deze bespreken in de les.
Dementie 
Alzheimer, Vasculaire dementie en Lewy-body-dementie
De meest kenmerkende verschijnselen van dementie zijn:

Kenmerken:
  • geheugenstoornissen
  • desoriëntatie
  • oordeels- en kritiekstoornissen
  • afasie (problemen met spraak/taal), apraxie (problemen met kleine complexe handelingen), agnosie (problemen met zintuiglijke prikkels)
  • gedragsstoornissen
  • stemmingsstoornissen.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

In deze fase is er geen enkel contact meer mogelijk met de cliënt. Hij is bedlegerig of zit op een stoel. De cliënt is motorisch onrustig en herhaalt bepaalde bewegingen en geluiden.
De cliënt leeft vooral in het verleden en het praten en de motoriek worden minder. De cliënt heeft doorlopend zorg nodig.
De cliënt heeft een verstoord kortetermijngeheugen en kan zich slecht oriënteren. De cliënt heeft hulp nodig. 
De cliënt is nog zelfredzaam en voert eenvoudige handelingen zelf uit. De cliënt beseft wel dat er iets aan de hand is.
Stadium 1
Stadium 2
Stadium 3
Stadium 4

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Omgaan met Dementie 
Ouderen met een lichte vorm van dementie willen graag geholpen worden met het vasthouden van de werkelijkheid. 
Informatie te geven over tijd, plaats en personen. Verdeel handelingen in kleine haalbare stapjes en beloon de cliënt voor alles wat goed gaat. Correcties en aanwijzingen moet je zo onopvallend mogelijk geven.


Validation betekent dat je meegaat in de belevingswereld van de dementerende cliënt. Het is geschikt voor fase 2 van dementie.
De dementerende cliënt leeft in zijn eigen belevingswereld en kan zich niet meer richten op de realiteit. Je gaat mee met wat de dementerende cliënt zegt, ook al kloppen deze dingen niet. Het geeft rust voor de cliënt als je de gevoelens en de gedachten bevestigt.

Slide 20 - Slide

Er zijn nog meer manieren om met dementerende cliënten om te gaan.

Vraag de groep wat ze weten,

Warme zorg, rot
Depressie en Delier 
Depressie bij ouderen 
minder kunnen, vrienden en familie overlijden of ze worden eenzaam. 
Een minder goede verzorging van het uiterlijk , ontbreken van belangstelling voor hobby’s.  
Bepaalde depressieve klachten worden vaak gezien als ‘acceptabel’ en als ‘normale ouderdomsklachten’.

Een delier --> lichamelijke aandoeningen en het niet goed kunnen verwerken van allerlei prikkels door de hersenen. 
Acute verwardheid die in korte tijd ontstaat (uren tot dagen). Bij een delier is het bewustzijn wisselend gestoord. 
Daarnaast bestaat onrust of – in geval van een stil delier – juist apathie. Vaak zijn er hallucinaties en/of wanen.
Oorzaken kunnen zijn: longontsteking, koorts, obstipatie, urineretentie, infectie, uitdroging, recente operatie, medicatie of juist door het plotseling stoppen van medicatie. 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Link

This item has no instructions

Slide 23 - Video

This item has no instructions

Artrose
Ziekte van Bechterew
Fibromyalgie 
Kwaliteit van het kraakbeen in de gewrichten langzaam achteruit.
Ontstekingsreuma. De ontstekingsplekken tasten uiteindelijk het kraakbeen en de botten aan.
'Pijn in bindweefsel en spieren’. Deze pijn is vaak op veel plaatsen tegelijkertijd aanwezig, op de pijnpunten.

Slide 24 - Slide

Blz. 82
Reuma
Oorzaak: Verstoring imuumsysteem, aanleg, virus bacterie, verkeerde belasting, voeding 
Medicatie: Pijnstillende onstekingsremmers (NSAID's) bv. diclofenac
Bewegen --> Soepel houden 
Voeding --> Gezonde voeding gaat verzuring tegen

Slide 25 - Slide

NSAID:z zijn bepaalde medicijnen zoals: diclofenac, ibuprofen
Het zijn ontstekingsremmende pijnstillers.
CVA - Cerebro vasculair accident 
Hersenbloeding, herseninfarct, TIA
Geen of minder bloed 
50% of hoger, 20 % - 50 %,  minder dan 20 %

Gevolgen van een CVA





 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

Mond-spraak-arm beroerte alarm
Wat kan een helpende plus doen?

Slide 28 - Open question

Zie aandachtspunten op blz. 88
Parkinson 
Stijve spieren
Trillingen/ tremoren 
Prikkelstoornis, dopamine tekort
Progressieve ziekte 
Verschijnselen beginnen aan een kant 
Parkinson en dementie 
Behandeling en therapie 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Neem de volgende theorie zelfstandig door

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Link

This item has no instructions

Huiswerk
  • Maak de opdrachten van H5 ziektes.
     Opdracht 1, 2, 3, 4 t/m 23 (opdr 17 geen folder), opdracht 27, 28 

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Hoe vonden jullie deze les? 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions