2m2 25/05

1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning for this lesson 
  • Om op schema te liggen moet je chapter 6 lesson 1 & 2 af hebben! Op de volgende dia zien we welke opdrachten dat waren.
  • Vandaag kijken we (weer) naar who/which en naar de past simple/past continuous 
  • Meer met je mavo krijgt een lessonup met opdracht om te checken dat je wel wat doet deze les ;) 

Slide 2 - Slide

Het huiswerk wat iedereen af moet hebben:
2m2:
Chapter 6 lesson 1

Exercise 2 t/m 7 moet af zijn. 

Chapter 6 lesson 2 exercise 11 t/m 14 moet af zijn.

Meer met je mavo: 
Chapter 6 lesson 2 exercise 12 t/m 15 moet af zijn.








Slide 3 - Slide

Wat is het verschil ook alweer tussen who&which?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Dus: Who gebruiken we voor: 1.........
Which voor: 2.............

Slide 6 - Open question


Do you know anybody ... wants to buy a car?
A
who
B
which

Slide 7 - Quiz

Students ... did not apply for the field trip will not be able to come.
A
who
B
which

Slide 8 - Quiz

Kies: who/which

Have you met the guy...........joined our class yesterday?

Slide 9 - Open question

Kies: who/which

Your new skirt …………… you bought from the Grand bazaar looks so nice.

Slide 10 - Open question

Kies: who/which

The car...... is parked in front of our house looks so comfortable.

Slide 11 - Open question

Dit was who/which. Well done! Let's continue with past simple/past continuous.

Slide 12 - Slide

Past simple
Je gebruikt de past simple als iets in het verleden is gebeurd en als het belangrijk is wanneer het is gebeurd. In de zin staan dan vaak woorden als: last night, in 2015, this morning, five minutes ago, when I was young.
 
Example sentence: 
   We danced at his party last night. (+)
   Did we dance at his party last night? (?)
   We didn't dance at his party last night.  (-)
 


Slide 13 - Slide

Past continuous 
Je gebruikt de past continuous als je zegt wat er op een bepaald moment in het verleden aan de gang was of wat je toen aan het doen was. 
Example sentence: 

   We were dancing at his party last night. (+)
   Were  we dancing at his party last night? (?)
   We weren't  dancing at his party last night.  (-)
 


Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Fill in the past simple: I .............. to my neighbour yesterday.
timer
0:20
A
talk
B
talks
C
talked
D
were talking

Slide 16 - Quiz

Wat zijn signaalwoorden voor de past simple?
timer
0:20
A
for, yet, never, ever
B
yesterday, last year, ago, when
C
always, often, usually, never
D
right now, at the moment

Slide 17 - Quiz

Fill in the past continuous: We ................... a good movie when the phone rang.
timer
0:20
A
watched
B
have watched
C
were watching
D
are watching

Slide 18 - Quiz

Past Simple & Past Continuous
I _______________ (wait) for the bus when it _______________ (start) to rain. 


Slide 19 - Slide

Past Simple & Past Continuous
I WAS WAITING (wait) for the bus when it STARTED (start) to rain. 


Slide 20 - Slide

Geef jezelf een cijfer. Op een schaal van 1-10. Hoe goed heb jij dit onder de knie?

Slide 21 - Open question

Homework
  • Als je netjes lesson 1 & 2 af hebt kun je beginnen aan chapter 6 lesson 4 
  • You have to make: exercise 31 t/m 35 
  • 2nd hour: Time for taaltaken. Look at the two taaltaak assignments from period 4 - writing and make sure you hand them in. 

Slide 22 - Slide