1.2 Tekeningen

• Mens & Natuur
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

1.2 Tekeningen

Open je laptop

Ga naar LessonUp

Login. 

Terugblik

Levend, dood of levenloos?

Sleep de stukjes tekst naar de juiste plaats.

Dood

Dood

Dood

Levend

Levend

Levend

Levend

Levenloos

Levenloos

Levenloos

LEVEND

DOOD

LEVENLOOS

Als iets levenloos is wat is er dan met de levenskenmerken:

1. Die zijn er nog
2. Die zijn er geweest
3. Die zijn er nooit geweest
4. Dat bestaat niet

Een wezen dat de levenskenmerken had, maar nu niet meer heeft.

3.

1. Levend
2. Dood
3. Levenloos
4. Organisme

Wat is GEEN levenskenmerk?

1. Ontwikkelen
2. Bewegen
3. Voortplanten
4. Communiceren

Wat zijn levenskenmerken?

1. hoe groot en zwaar een organisme is
2. kenmerken van een levend organisme
3. de ontwikkeling van een organisme

Wat is GEEN levenskenmerk?

1. Ademhalen
2. Rennen
3. Groeien
4. Voortplanten

Wat hoort bij groeien?

1. Groter worden
2. Zwaarder worden
3. Veranderen
4. A en B zijn goed

Wat is groei?

1. Het groter en zwaarder worden van een organisme
2. Een groeispurt
3. Een vlinder
4. Verandering in de bouw van een organisme

Levend

Dood

Levenloos

1.2 Tekeningen

Leerdoelen

1.2.5 Je kent het onderscheid tussen een natuurgetrouwe en een schematische tekening.

1.2.6 Je kent het onderscheid tussen een buitenaanzicht, een lengtedoorsnede en een dwarsdoorsnede.

1.2.7 Je kunt tekeningen maken volgens de tekenregels.

Bij biologie moet je vaak tekenen. Door te tekenen, kijk je beter. Ook kun je een tekening later nog eens bekijken. Dan weet je weer wat je hebt gezien.

Soorten tekeningen

Bij biologie verdelen we de tekeningen in twee types: natuurgetrouw en schematisch. 

Natuurgetrouwe tekeningen

Je tekent iets precies zoals het is. De tekening is ingekleurd. Het is alsof je probeert een foto te tekenen.

De meeste van ons zullen dit héél moeilijk vinden (ik kan dit écht niet) 

Schematische tekening

Zijn eenvoudige tekeningen waarin de belangrijkste kenmerken zijn getekend. 

Aanzicht en doorsnede

Buitenaanzicht: je tekent hoe iets eruit ziet van de buitenkant. 

Doorsnede: je tekent hoe iets eruit ziet van de binnenkant. 

Type doorsnede

Er zijn twee type doorsnede:

Dwarsdoorsnede: je snijdt iets in de breedte door

Lengte doorsnede: je snijdt het in de lengte door

Hoe maak je tekeningen?

Wat heb je nodig om te tekenen?

Om te tekenen gebruik je tekenmateriaal:

• een potlood dat niet te zacht is (HB)

• kleurpotloden (geen viltstiften)

• een gum

• een liniaal

• 

Maak grote tekeningen.

Maak niet meer dan twee of drie tekeningen op een bladzijde.

• Teken eerst met dunne lijnen.

Als dat goed is, maak je de lijnen dikker.

• Teken precies wat je ziet.

• Schrijf onder de tekeningen wat je hebt getekend.

• Schrijf ook op wat voor soort tekening het is (een natuurgetrouwe of een schematische tekening).

• Soms gebruik je een loep om iets goed te zien.

Je tekent het dan groter.

Schrijf de vergroting bij de tekening.

• Schrijf namen bij de delen die je kent.

Trek vanaf elk van die delen een horizontale lijn. Doe dit met een liniaal.

Schrijf de naam bij de lijn.

• Werk netjes!

Hoe moet je tekenen?

Aan het werk!

Wat? 1.2 Tekeningen - opdrachten 1 t/m 5

Opdracht 5 gaat in je mapje.

Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.

Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 

Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 

Klaar? Kijk het dan na!