H2 16/2/2021

Bonjour la classe H2!
Cours du 16 février 2021
1 / 26
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Bonjour la classe H2!
Cours du 16 février 2021

Slide 1 - Slide

Programme
  • Le verbe 'pouvoir' 
  • Quizlet

Slide 2 - Slide

LE VERBE: POUVOIR (BRON G)

Slide 3 - Slide

Wat betekent 'pouvoir' ?

Slide 4 - Open question

Pouvoir betekent = kunnen/mogen

Maman, je peux avoir un PS5?
Mama, mag ik een PS5?

Mon petit frère peut marcher!
Mijn kleine broertje kan lopen!

Ma mère ne peut pas aller au rendez-vous.
Mijn moeder kan niet naar de afspraak.

Slide 5 - Slide

Is het werkwoord 'pouvoir' een regelmatig of onregelmatig werkwoord?
A
c'est un verbe régulier
B
c'est un verbe irrégulier

Slide 6 - Quiz

Pouvoir is een onregelmatig werkwoord. Er is geen vaste stam wat je als basis kunt gebruiken. Het werkwoord verandert.

Dat betekent dat je deze goed moet stampen in je hoofd. Dat kan door bijvoorbeeld:
  • opschrijven
  • schematiseren
  • flashcards maken
  • quizlet

Slide 7 - Slide

Je gaat het werkwoord 'pouvoir' leren vervoegen in 2 werkwoordstijden. Welke 2 tijden?

Slide 8 - Mind map

Waaraan herken je een werkwoord in de passé composé?

Slide 9 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van het werkwoord 'pouvoir'?

Slide 10 - Open question

Welk hulpwerkwoord gebruiken we in de passé composé voor het werkwoord 'pouvoir'?
A
être
B
avoir

Slide 11 - Quiz

In welke werkwoordstijd is het werkwoord 'pouvoir' vervoegd?
j'ai pu
tu as pu
il/elle/on a pu
nous avons pu
vous avez pu
ils ont pu
A
le présent
B
le passé composé

Slide 12 - Quiz

In welke werkwoordstijd is het werkwoord 'venir' vervoegd?
je peux
tu peux
il/elle/on peut
nous pouvons
vous pouvez
ils/elles peuvent
A
le présent
B
le passé composé

Slide 13 - Quiz

Présent 

Je peux
Tu peux
Il/elle/on peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/elles peuvent
Passé composé

J'ai pu
Tu as pu
Il/elle/on a venu(e)
Nous avons pu
Vous avez pu
Ils/elles ont pu

Slide 14 - Slide

pouvoir

Ik kan/mag (présent)
A
je peut
B
je peux
C
j'ai pu
D
tu peux

Slide 15 - Quiz

pouvoir

wij kunnen/mogen (présent)
A
nous pouvons
B
vous pouvez
C
nous avons pu
D
vous avez pu

Slide 16 - Quiz


Ik heb gekund/gemogen
(passé composé)
A
je peux
B
tu peux
C
j'ai pu
D
tu as pu

Slide 17 - Quiz

Wij hebben gekund/gemogen (passé composé)
A
nous avons pu
B
vous avez pu
C
nous pouvons
D
nous avons eu

Slide 18 - Quiz

tu ...... (pouvoir, présent)
A
peux
B
peut
C
pouvons
D
peuvent

Slide 19 - Quiz

nous ...... (pouvoir, présent)
A
peuvent
B
pouvons
C
pouvez
D
peut

Slide 20 - Quiz

nous (pouvoir, passé composé)

Slide 21 - Open question

ils ...... (pouvoir, présent)
A
peut
B
peuvent
C
pouvons
D
peux

Slide 22 - Quiz

elles (pouvoir, passé composé)

Slide 23 - Open question

je ...... (pouvoir, présent)
A
peut
B
peux
C
peuvent
D
pouvez

Slide 24 - Quiz

Au travail!
Chapitre 2
Faire: exercice 25
Apprendre: le verbe pouvoir (bron G)
Réviser: vocabulaire A, B, E et F, grammaire C, phrases-clés D

Slide 25 - Slide

Merci et au revoir!

Slide 26 - Slide