Les 3. 3.4 Intermediaire kruisingen + bloedgroepen
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + notitiespullen pakken
1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom
Telefoon in telefoontas
Tas van tafel
Laptop + notitiespullen pakken
Slide 1 - Slide
Leerdoel vorige les les
Ik kan een kruisingsschema van een kruising maken en daar daar conclusies uit trekken over P, F1 en F2 .
Voorbeeld: ik kruis een blondharige cavia met een bruinharige cavia. Hoe zullen de nakomelingen er uit zien?
Slide 2 - Slide
Twee ouders zijn heterozygoot voor bruin haar. Bruin haar is dominant over blond. Ze krijgen een twee eiige tweeling Greta en Gerda.
Greta heeft bruine ogen. Hoe groot is de kans dat Gerda ook bruine ogen heeft?
Slide 3 - Open question
PKU is een erfelijke stofwisselingsziekte. Dit wordt onderzocht met bloed uit een hielprik bij pasgeboren baby's. Wanneer het kind PKU heeft zal het kind een speciaal dieet moeten volgen.
Twee ouders die beide gezond zijn hebben al een kindje met PKU. Hoe groot is de kans dat hun tweede kind ook PKU heeft?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 4 - Quiz
Bij fruitvliegjes komen vliegen voor met normale vleugels en met korte vleugels. Een vlieg met normale vleugels wordt gekruist met een vlieg met korte vleugels. Alle 80 nakomelingen (F1) hebben normale vleugels. Deze worden onderling opnieuw gekruist.
Hoeveel procent van deze nakomelingen (F2) is heterozygoot?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 5 - Quiz
De haarkleur bij ratten wordt bepaald door een gen dat niet X-chromosomaal is. Men kruist een zwarte en een witte rat. Alle nakomelingen blijken zwart te zijn. Een van deze zwarte nakomelingen wordt gekruist met de witte ouder. Welke fenotypen verwacht je dan bij de nakomelingen van deze laatste kruising en in welke verhouding komen ze voor?
Slide 6 - Open question
Leerdoel
Je kent de termen intermediair en co-dominantie en kan deze toepassen in kruisingsschema's
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Intermediair
Bij intermediair is er sprake van geen recessief of dominant allel. De allelen zijn even dominant/recessief ten opzichte van elkaar en komen dus beiden tot uiting
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Noteer hier je antwoorden van de vorige slide.
Slide 11 - Open question
Voorkennis. Welke bloedgroepen zijn er allemaal?
Slide 12 - Open question
Bloedgroepen
Je bloedgroep wordt bepaald door één gen
Je hebt allelen I(A), I(B) en i
Er is hier sprake van co-dominantie
Slide 13 - Slide
De kinderen van een man met bloedgroep A (homozygoot) en een vrouw met bloedgroep AB kunnen de volgende bloedgroepen hebben:
A
Alleen A
B
Alleen A en AB
C
Alleen A, B en AB
D
Zowel A, B, AB als O
Slide 14 - Quiz
De kinderen van een man met bloedgroep B en een vrouw met bloedgroep AB kunnen de volgende bloedgroepen hebben:
A
Alleen A
B
Alleen A en AB
C
Alleen A, B en AB
D
Zowel A, B, AB als O
Slide 15 - Quiz
Als een man met bloedgroep A en een vrouw met bloedgroep B een kind hebben met bloedgroep O, hoe groot is dan de kans dat een tweede kind eveneens bloedgroep O zal hebben?
Vragen? Vraag je buurman/vrouw. Daarna pas de leraar
Tijd tot einde les
Slide 17 - Slide
Twee grootmoeders behoren elk tot bloedgroep O en de beide grootvaders behoren elk tot bloedgroep AB. Hoe groot is de kans dat hun kleinkind bloedgroep B zal hebben? (I-vraag) Schrijf uit!!