woordvolgorde

Woordvolgorde
Wat gaat vaak fout?
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Woordvolgorde
Wat gaat vaak fout?

Slide 1 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: I have two sisters and a brother.
B: Oh! Also I have a brother!

Slide 2 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: I have two sisters and a brother.
B: Oh! Also I have a brother!
Het voorwerp van de zin staat meestal vooraan.


B: Oh! I also have a brother!

Slide 3 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: I really like your 
t-shirt!
B: Thank you, at H&M I bought it.

Slide 4 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: I really like your 
t-shirt!
B: Thank you, at H&M I bought it.
plaats en tijd komen bijna altijd aan het einde van de zin.


B: Thank you, I bought it at H&M.

Slide 5 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: What did you do yesterday?
B: I went shopping yesterday in Utrecht.

Slide 6 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: What did you do yesterday?
B: I went shopping yesterday in Utrecht.

Plaats komt altijd  voor tijd. (p voor t!)



B. I went shopping
in Utrecht yesterday.

Slide 7 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: Have you worked in a store before?
B: Yes! I have at mediamarkt worked.

Slide 8 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: Have you worked in a store before?
B: Yes! I have at Mediamarkt worked.

Alle werkwoorden komen altijd dicht bij elkaar te staan.


B: Yes I have worked at the Mediamarkt.

Slide 9 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: Your report card looks really good! B: Thanks, I always have been a good student

Slide 10 - Slide

Woordvolgorde
Wat gaat fout?

A: Your report card looks really good! B: Thanks, I always have been a good student

woorden die altijd, vaak, regelematig, soms of nooit betekenen. komen voor het ww (na het hulp ww.)



B: Thanks, I have always been a good student.

Slide 11 - Slide