Paragraaf 8.3 - Samenwerken is slimmer

Paragraaf 8.3 
Samenwerken is slimmer
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Paragraaf 8.3 
Samenwerken is slimmer

Slide 1 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 2 - Slide

Internationale concurrentiepositie is:
A
goedkoper produceren dan andere landen
B
Sneller te kunnen produceren.
C
Beter en goedkoper te kunnen produceren dan andere landen
D
een slechte zaak

Slide 3 - Quiz

Wat is het doel van protectionisme?
A
Werkgelegenheid eigen land beschermen
B
Opkomen voor arme boeren in het buitenland
C
Vrije wereldhandel stimuleren
D
Prijsstabiliteit

Slide 4 - Quiz

Wat is geen protectionistische maatregel?
A
Importheffingen
B
Importsubsidies
C
Importquotum
D
Importvoorschriften

Slide 5 - Quiz

Protectiemaatregelen zijn:
A
Handelsvrijheden
B
Handelsbelemmeringen

Slide 6 - Quiz

Bij welke protectiemaatregelen horen de volgende omschrijvingen?
Belasting op ingevoerde producten.
A
Contigentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffingen
D
Invoerverbod

Slide 7 - Quiz

Bij welke protectiemaatregelen horen de volgende omschrijvingen?
Bepaalde producten mogen niet geïmporteerd worden.
A
Contigentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffingen
D
Invoerverbod

Slide 8 - Quiz

Bij welke protectiemaatregelen horen de volgende omschrijvingen?
De overheid geeft bedrijven financiële steun zodat ze hun producten goedkoper aan het buitenland kunnen verkopen.
A
Contigentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffingen
D
Invoerverbod

Slide 9 - Quiz

Bij welke protectiemaatregelen horen de volgende omschrijvingen?
Er mag een beperkt aantal producten worden ingevoerd.
A
Contigentering
B
Exportsubsidie
C
Importheffingen
D
Invoerverbod

Slide 10 - Quiz

Internationale arbeidsverdeling is:
A
Elk land produceert waar hij goed en goedkoop in is.
B
Elk land produceert hetzelfde product
C
er komen steeds meer gastarbeiders
D
de werkeloosheid neemt toe

Slide 11 - Quiz

Je leert in deze paragraaf
  • hoe de Europese Unie de handel tussen de lidstaten bevordert
  • wat de in de Europese Unie bedoeld wordt met de interne markt
  • wat voor gevolgen een verandering van de wisselkoers heeft
  • welke voordelen de euro heeft

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Europese Unie in 2020
Nu zijn er

Slide 14 - Slide

EU
Nederland is lid van de Europese Unie (EU). Nederland is één van de lidstaten.

De Europese Unie (EU) heeft als belangrijkste doel dat alle landen binnen de EU samenwerken op economisch gebied.


Binnen de EU zijn de economische grenzen vervallen, waardoor de lidstaten samen een interne markt vormen. Dat is goed voor de onderlinge handel.






Slide 15 - Slide

EU = Europese Unie:
  • Gemeenschappelijke regels (harmonisatie  -->  eerlijke concurrentie)
  • Vrijhandel (de EU heeft een interne markt)

Vrij verkeer van:
  • goederen  en diensten (vrijhandel)
  • personen (je mag in elk EU land wonen, werken en studeren)
  • kapitaal (je kunt geld op een rekening in een ander EU-land zetten)

Slide 16 - Slide

EMU = Europese Monetaire Unie
De Europese Monetaire Unie (eurozone) bestaat uit de landen binnen de EU die de euro hebben ingevoerd.

De Europese Centrale Bank let er op dat de euro zijn waarde behoudt.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

De Wisselkoers
De wisselkoers is de prijs van een munt uitgedrukt in een andere munt. 
Een wisselkoers van bijvoorbeeld 1,33 dollar voor 1 euro betekent dat 1,33 Amerikaanse dollars evenveel waard zijn als één euro en dat één dollar een waarde heeft van 75 eurocent.

Slide 19 - Slide

Bij een stijging van de wisselkoers van buitenlands geld:
=  De prijs van de dollar, pond, yen enz. gaat omhoog, dan
  • kost import meer = stijgende importprijzen = dalende import
  • betalen consumenten meer voor geïmporteerde producten
  • dalen de exportprijzen (de € is voor andere landen goedkoper geworden

       --> verbetering concurrentiepositie EMU-landen)

  • brengt export meer op = stijgende export = stijgende werkgelegenheid

Voorbeeld:  $1 = € 0,88 --> $1 = € 0,92




Slide 20 - Slide

Huiswerk
Paragraaf 8.3
Opgave 2 t/m 12
Blz. 228 t/m 231

Meer uitdaging?
Plusopdrachten 12 t/m 15
Blz. 241

Slide 21 - Slide