H3 Lezen (1)

H3 Lezen
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

H3 Lezen

Slide 1 - Slide

Voorkennis
H1 + H2 lezen: tekststructuren
Lees beide hoofdstukken door
(blz 13 en 47) 
Vervolgens ga ik jullie een aantal vragen stellen hierover.

timer
5:00

Slide 2 - Slide

T
Welke structuur hoort bij welk Slot?
Samenvatting
of conclusie
Afweging en
conclusie
Samenvatting
Herhaling
stelling of
beantwoording
vraag
Voor- en
nadelen-
structuur

Vraag/
antwoord-
structuur
Verklarings-
structuur
Argumentatie-structuur

Slide 3 - Drag question

Hoe is een verklaringsstructuur opgebouwd?

Slide 4 - Open question

Waaruit bestaat het Slot van een Aspectenstructuur?
A
Samenvatting
B
Herhaling stelling
C
Conclusie
D
Afweging

Slide 5 - Quiz

Bij welke tekststructuren worden in het middenstuk oorzaken behandeld?
A
Probleem-oplossingsstructuur en vraag-antwoordstructuur
B
Verklaringsstructuur en Aspectenstructuur
C
Verklaringsstructuur en Probleem-oplossingsstructuur
D
Aspectenstructuur en Argumentatiestructuur

Slide 6 - Quiz

Wat is een deelonderwerp en hoe bepaal je dit?

Slide 7 - Open question

Verbanden tussen alinea’s onderling, tussen zinnen onderling en soms zelfs binnen zinnen herken je vaak aan signaalwoorden. Sleep de signaalwoorden naar het bijbehorende verband.

Opsommend
Tegen-
stellend
Oorzakelijk
Chronologisch
Vergelijkend
Samen-
vattend
Concluderend
zoals,
beter dan
eerst,
dan,
voordat
dus,
daarom,
kortom
bovendien,
ook,
daarnaast
weliswaar,
kortom,
ofschoon
doordat,
waardoor,
het gevolg is
toch,
daarentegen,
maar

Slide 8 - Drag question

Hoe lees je een tekst globaal?

Slide 9 - Open question

Iedere schrijver heeft een schrijfdoel. Bij elk schrijfdoel horen verschillende tekstsoorten. Sleep het juiste doel naar de bijbehorende tekstsoort.
Activeren
Opiniëren
Amuseren
Overtuigen
Informeren

Slide 10 - Drag question

Hoe bepaal je waar in de tekst (bij welke alinea('s) de inleiding, het middenstuk en het slot beginnen?

Slide 11 - Open question

Argumenteren (1)

Slide 12 - Slide

Leerdoelen argumentatie
  • Ik kan onderscheid maken tussen een standpunt en een   
      argument
  • Ik kan feitelijke en waarderende argumenten onderscheiden
  • Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema

Slide 13 - Slide

Maak startopdracht + 1 op blz. 80 ev

timer
10:00

Slide 14 - Slide

Opdracht 1 nakijken
Opdracht 1
1 Ik ben van mening dat
2 Ten eerste
3 Bovendien, ook
4 (Zijn laatste) argument (betreft)
5 dus 

Slide 15 - Slide

Opdracht 1 vr 6

Slide 16 - Slide

Opbouw argumentatie
Structuur:

Standpunt
Argument
want / omdat
dus / daarom

Slide 17 - Slide

Soorten argumenten
Feitelijke argumenten
Dit zijn uitspraken waarvan de schrijver denkt dat ze waar zijn. Let op: een feitelijk argument  hoeft niet waar te zijn (is dan eigenlijk een soort leugen). Ze zijn wel controleerbaar.

Naar mijn mening is Trump de populairste president ooit (standpunt), want bij zijn inhuldiging was de grootste menigte ooit (feitelijk argument - maar wel onwaar).

Slide 18 - Slide

waarderende (niet-feitelijke) argumenten
Dit zijn uitspraken waarover je van mening kunt verschillen, voorbeelden van dergelijke argumenten zijn: 
  • normen en waarden
  • vermoedens
  • geloof of overtuiging
Je kunt deze uitspraken dus niet controleren.

Slide 19 - Slide

Feitelijk of waarderend?
Ik ga liever niet mee naar Parijs, want er is veel criminaliteit.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 20 - Quiz

Feitelijk of waarderend?
Ik denk dat ik de toets heb gehaald, want ik heb mijn best gedaan.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 21 - Quiz

Feitelijk of waarderend:
Mobieltjes in de klas moeten verboden worden. Ze zijn irritant.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 22 - Quiz

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument

Slide 23 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Een schrijver kan een argument ook onderbouwen met een ondersteunend argument. Dit heet onderschikkende argumentatie: 

Slide 24 - Slide

Nevenschikkende argumentatie

Slide 25 - Slide


Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie

Slide 26 - Quiz


A
Onderschikkend
B
Nevenschikkend
C
Enkelvoudig

Slide 27 - Quiz

Maak nu de opdrachten voor de volgende les:
Opdracht 2 (blz 82)

Opdracht 4 (blz 83)

Slide 28 - Slide