This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
6.1 licht en beeld
6.1 Licht en beeld
Slide 1 - Slide
Primair licht
Primair licht is afkomstig van een lichtbron .
Je kunt een voorwerp alleen zien als er licht van dat voorwerp in je ogen komt.
Om te kunnen zien heb je licht nodig.
zon
lamp
vuur
Slide 2 - Slide
Secundair licht
Secundair licht is afkomstig van een voorwerp dat licht reflecteert.
de maan
Een reflector
Een boek bij een leeslampje
Slide 3 - Slide
primaire lichtbron
secundaire lichtbron
Plaats de voorwerpen in het juiste hokje
Slide 4 - Drag question
Zicht
Voor het waarnemen van licht heb je een lichtbron (lamp) en een ontvanger (oog)nodig.
Licht heeft geen tussenstof nodig.
--> In tegenstelling tot?
Slide 5 - Slide
3 eigenschappen van licht
rechte lijn van de bron af (zelfde medium - tekenen lichtstralen), 300 000 km/s (hoeveel km/h?);
Hersenen: verschillende soorten licht - verschillende kleuren;
de stralengang is omkeerbaar.
Slide 6 - Slide
3 'acties'
Licht dat op een oppervlak valt kan drie dingen doen:
- Oppervlak absorbeert licht
- Oppervlak laat licht door
- Oppervlak weerkaatst licht
* Diffuus
* Spiegelend
Slide 7 - Slide
Absorberen
Het oppervlak absorbeert het licht
en zet het om in warmte-energie.
Licht dat op een zwart oppervlak valt.
Slide 8 - Slide
Doorlaten
Het oppervlak laat licht door.
Dit gebeurt bijvoorbeeld bij glas.
Slide 9 - Slide
Diffuse weerkaatsing
Het licht weerkaatst alle kanten op: diffuus.
Diffuse weerkaatsing op ruwe oppervlakken (papier/textiel)
Slide 10 - Slide
Spiegelende weerkaatsing
Het licht weerkaatst één kant op: Spiegelend.
Spiegelende weerkaatsing op gladde oppervlakken (spiegel/glad wateroppervlak)
Slide 11 - Slide
De spiegelwet.
<i = <t
hoek van inval
is gelijk aan
hoek van terugkaatsing
Slide 12 - Slide
Teruggekaatste stralen tekenen
Slide 13 - Slide
Wat voor weerkaatsing zie je hier
A
glanzende weerkaatsing
B
diffuse weerkaatsing
C
spiegelende weerkaatsing
D
indirecte weerkaatsing
Slide 14 - Quiz
Hoe werkt lichtwaarneming?
A
vlam>tussenstof>oog
B
oog>tussenstof>vlam
C
vlam>oog
D
oog>vlam
Slide 15 - Quiz
Wat doet het licht hier
A
absorberen
B
doorlaten
C
weerkaatsen
D
doorlaten en weerkaatsen
Slide 16 - Quiz
Beeldvorming bij een spiegel.
1. Je kunt construeren met de spiegelwet.
2. Je kunt construeren met
spiegelbeelden.
Slide 17 - Slide
Bij welke van de volgende voorbeelden vindt spiegelende weerkaatsing plaats: 1. een glad wateroppervlak 2. een wit geverfde wand 3. een gepoetste glimmende auto 4. een beslagen spiegel