This lesson contains 14 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Welkom bij de les Nederlands
Introductie
Regels: eten, liftgebruik
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
VANDAAG
Licentie koppelen in Taalblokken: 23-24WKvr3-n4
Een vraag in LessonUp/klassikaal beantwoorden.
Programma jaar 1
Programma jaar 2
Daarna werkwoordspelling opfrissen
Op de volgende slide de vraag:
Slide 3 - Slide
1. Welke onderdelen van Nederlands zijn van belang binnen jouw vakgebied?
Slide 4 - Open question
PROGRAMMA JAAR 1 NEDERLANDS
Taalblokken: lezen en luisteren
Taalblokken: spelling en grammatica
Twee schrijfproducten: één nu (jouw StartUp) tot aan de dinsdag vóór de herfstvakantie en het andere (jouw Schrijfdossier) vanaf maart volgend jaar.
Slide 5 - Slide
STARTUP
Word-opdrachten (a) en een PowerPoint (b)
Je leert de opmaak van een verslag en een presentatie in PowerPoint, zoals ze dat op de opleiding willen zien.
Je krijgt daarvoor de volgende keer fysiek een exemplaar van het A4-boekje StartUp, met de opdrachten + toelichting.
Slide 6 - Slide
PowerPoint
Bij een presentatie houd je óók de opbouw van een tekst aan:
inleiding, kern en slot.
In de PowerPoint stel je jezelf voor. Je gebruikt afbeeldingen of foto's.
Wat drijft jou? Wat is je passie, welke tak van jouw vakgebied vind je interessant? Wat is je toekomstdroom? Waar kom je vandaan? Wie zijn je vrienden/familieleden/hobby's/huisdieren? Wat moet ik van jou weten als jouw docent Nederlands?
Slide 7 - Slide
SCHRIJFDOSSIER
Volgend jaar.
Word-opdrachten.
Je leert over en oefent met de schrijfproducten zoals ze die op het examen Nederlands Schrijven van jou vragen.
Je krijgt rond feb/mrt een A4-boekje met daarin de opdrachten. We gaan elke les aandacht besteden aan een schrijfopdracht. Denk aan de sollicitatiebrief, de klachtenbrief, enz. Die hebben elk hun eigen opmaak.
Slide 8 - Slide
PROGRAMMA JAAR 2 NEDERLANDS
Voorbereiding op de examens.
- Schrijven (lessen in werkwoordspelling; samenstellingen; etc.)
- Lezen en Luisteren (Taalblokken: opdrachten en theorie)
- Spreken en Gesprekken voeren (lessen in presenteren, luisteren)
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
WERKWOORDSPELLING
- Hoe herken je een werkwoord?
- Hoe herken je de tijd van een zin?
(kijk naar de voorbeeldzin)
- Hoe weet je welk woord een persoonsvorm is?
- Hoe weet je het onderwerp?
Voorbeeldzin: Hij moet morgen veel werken.
Slide 11 - Slide
Wat is belangrijk:
Kan je de zin in de verleden tijd zetten?
Zo ja, dan staat de zin in de tegenwoordige tijd.
Wat is het onderwerp? Staat dat in het enkelvoud of in het meervoud?
Voorbeeldzin:
Jij gaat naar een manege.
Slide 12 - Slide
Pas het werkwoord aan op de tijd van de zin en het onderwerp.
Zet de voorbeeldzin in de verleden tijd. (Jij gaat naar een manege.)