fase 1 - periode 1 - les 1b


Fase 1, periode 1, les 1b
Verrijk je woordenschat!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson


Fase 1, periode 1, les 1b
Verrijk je woordenschat!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
- Je begrijpt het belang van woordenschat in je dagelijkse leven.

- Aan het einde van de les kun je woordenschat op niveau 2 begrijpen en toepassen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over woordenschat?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Het belang van woordenschat
- Een goede woordenschat is essentieel voor het begrijpen en communiceren in elke taal.

- Woordenschat pas je toe in je dagelijkse leven: gemeente, Belastingdienst, sportcontracten en supermarkt.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Schrijf eens sporttermen op uit jouw sportgebied

Slide 5 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Woordenschat en sport
Sport en bewegen hebben hun eigen specifieke woordenschat

- spatzeilen
- eskimorol
- doelframe

This video is no longer available
Welke video was dit?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat
betekenis
De leraar gaf de leerlingen een extra opdracht om hun creativiteit te stimuleren.

context
  • Ik zet mijn spaargeld op de bank.
  • Het blad viel van de boom.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het woord 'enthousiast'?
This video is no longer available
Welke video was dit?
A
Teleurgesteld zijn
B
Ergens enorm van genieten
C
Met veel plezier
D
Tegen een uitdaging opzien

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het woord 'presteren'?
A
Vervelen
B
Zich vermaken
C
Opvallen
D
Goede resultaten behalen

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het woord 'competitie'?
A
Een samenwerking tussen verschillende deelnemers
B
Een feest met verschillende deelnemers
C
Een discussie tussen verschillende deelnemers
D
Een wedstrijd tussen verschillende deelnemers

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het woord 'uitdaging'?
A
Iets moeilijks dat je probeert te bereiken
B
Een sociale bijeenkomst
C
Een sportwedstrijd
D
Een verjaardagscadeau

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste betekenis van het woord 'gezellig'?
A
Saai en vervelend
B
Knus en sfeervol
C
Druk en lawaaierig
D
Onvriendelijk en kil

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent het woord 'prestatie'?
A
Het niet slagen in iets
B
Het uitvoeren van een taak
C
Het ontvangen van een beloning
D
Het behalen van goede resultaten

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het woord 'vermoeidheid'?
A
Een gevoel van extreme uitputting
B
Een gevoel van energie en vitaliteit
C
Een verhoogd uithoudingsvermogen
D
Een staat van mentale helderheid

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de betekenis van het woord 'discipline'?
A
Opvolgen van regels en afspraken
B
Gebrek aan controle
C
Willekeurige acties zonder structuur
D
Een vorm van straf

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoe kan doorzettingsvermogen worden ontwikkeld?
A
Door altijd de gemakkelijke weg te kiezen.
B
Door uitdagingen aan te gaan en obstakels te overwinnen.
C
Door veel tv te kijken.
D
Door nooit op te geven.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel nieuwe woorden leer je per jaar als je boeken leest?
10
100
250
500
1000

Slide 17 - Poll

This item has no instructions

Maken opdrachten
- woordenschat betekenis: 
Taalverzorging | Woordenschat | betekenissen  | opdracht 1 t/m 4

- Woordenschat contexten:
Taalverzorging | Woordenschat | contexten | opdracht 1 t/m 4

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Wat neem je mee van deze les?

Slide 19 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 20 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Einde les

Bedankt voor jullie aandacht. Fijne dag!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions