WEBB - Herhaling H3 en H4 Jong en oud

Welkom
4 havo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 26
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom
4 havo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Slide

Gevangenendilemma
Een gevangenendilemma is een simultaan spel met twee kenmerken:

  • Beide spelers hebben een dominante strategie.
  • Als beide partijen hun dominante strategiën volgen, is de uitkomst niet optimaal.

Slide 2 - Slide

Voorbeeld

Slide 3 - Slide

Bij welke getallen combinatie is er sprake van meeliftersgedrag voor Miranda?
A
0;0
B
1;-2
C
-1;-1

Slide 4 - Quiz

Is hier sprake van een gevangenendilemma? En waarom?

Slide 5 - Open question

Leg uit waarom sparen een voorbeeld is van ruilen over tijd.

Slide 6 - Open question

Een voorbeeld van ruilen over tijd is:
A
Appels ruilen voor peren
B
Ik koop nu auto en ik leen daarvoor geld.
C
Ik ga eerst sparen zodat ik later een auto kan kopen.
D
Ik koop nu een auto en ik betaald die meteen.

Slide 7 - Quiz

Een voorbeeld van een stroomgrootheid is ....
A
Winst van de afgelopen maand
B
Banksaldo
C
Huidige waarde machine
D
Eigen vermogen

Slide 8 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een voorraadgrootheid?
A
De belastinginkomsten van de overheid in 2019
B
Je inkomsten uit oppassen in februari
C
Het saldo op jouw betaalrekening
D
De winst van een bedrijf in januari 2020

Slide 9 - Quiz

Stappenplan uitrekenen inkomensheffing
Stap 1: Belastbaar inkomen uitrekenen:
               Bruto inkomen  + bijtellingen -aftrekposten= belastbaar inkomen
Het belastbaar inkomen is het inkomen waarover je belasting/inkomensheffing moet betalen
Aftrekposten zijn dingen als; pensioenpremie,  rente over je hypotheek en reiskosten.
Bijtelling; eigenwoningforfait

Stap 2: het schijvensysteem toepassen
Stap 3: de heffingskorting(en) er af halen.


Slide 10 - Slide

Belastbaar inkomen
Het inkomen dat overblijft na de bijtellingen en aftrekposten noemen we het belastbaar inkomen. Schematisch kan je dat alvolgt weergeven:
Bruto jaarinkomen
Bijtellingen +
Aftrekposten      -
Belastbaar inkomen

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Het bruto jaarinkomen van mevrouw X. is 76.000 euro.
Zij bezit een huis met een WOZ waarde van 450.000 
(EWF 0.75%).
Ze heeft ook een hypotheek van 450.000 euro en betaalt 2,3% rente daarover.

Slide 12 - Slide

Stap 1
450.000 x 0,023 = 10.350
450.000 x 0,0075 =3.375

Belastbaar inkomen = 76.000 - 10.350 + 3.375 = 69.025
Nu naar stap 2!

Slide 13 - Slide

Stap 2
Schijf 1: 68.507 x 0,371 = 25.416,10 euro
Schijf 2: 69.025 - 68.507 = 518 euro
518  x 0,4950 =  256,41 euro

Belasting totaal = 25.416,10 + 256.41  = 25.672,51 --> centen mag je weglaten, dus 25.672,- 

Slide 14 - Slide

Stap 3
Belasting totaal = 25.416.10 + 256.41 = 25.672,51 --> centen mag je weglaten, dus 25.672,- 

Verminderen met de heffingskortingen! 
Bijvoorbeeld algemene heffingskorting 500 euro
Arbeidskorting 1.250 euro
25.672 - 500 - 1.250 = 23.922 euro


Slide 15 - Slide

Gemiddelde heffingstarief & marginaal tarief
26.068 - 500 = 25.568 inkomensheffing
Gemiddeld heffingstarief = inkomensheffing : brutoloon x 100%
Dus 25.568 : 76.000 x 100 = 33,6% 

Marginaal tarief
  • Tarief dat je betaalt over je laatst verdiende euro. 
  • 49,5% --> de laatste schijf die je gebruikt hebt. 

Slide 16 - Slide

Marginaal tarief
Schijf
Inkomen
Tarief
1
€ 0 - € 68.507
37,1 %
2
> € 68.507
49,5 %
Belastbaar inkomen Evelien € 37.500
Belastbaar inkomen Kira € 81.000
A. Marginaal tarief van Evelien --> 37,1 %
B. Marginaal tarief van Kira: --> 49,5 %

Slide 17 - Slide


Als je 60.000 euro verdient is je marginale tarief hier: 
A
36,55 %
B
40,4 %
C
52%

Slide 18 - Quiz

De inkomstenbelasting van land A werkt als volgt:
iedereen betaalt 30% belasting over iedere euro en heeft recht op een heffingskorting van 2.000 euro.
Voor iemand met een belastbaar inkomen van 40.000 euro is het marginale tarief (1) en het gemiddelde tarief (2)
A
(1) 25% en (2) 30%
B
(1) 30% en (2) 25%
C
(1) 30% en (2) 30%
D
(1) 25% en (2) 25%

Slide 19 - Quiz

Het brutoloon van Willem bedraagt € 2.148,32 per maand. Er gaat 39,2% af aan belastingen en premies.
Hoeveel bedraagt zijn nettoloon in euro's? Geef je berekening.

Slide 20 - Open question

Opdracht 3.9

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Wat geeft de lorenzcurve aan?
A
De armste 30 % van de mensen verdient 30 % van het inkomen
B
De armste 30 % van de mensen verdient 3 % van het inkomen
C
De rijkste 70 % van de mensen verdient 40 % van het inkomen
D
De rijkste 30 % van de mensen verdient 60 % van het inkomen

Slide 24 - Quiz

Wat geeft de lorenzcurve aan...
A
De inkomensongelijkheid van een land
B
De koopkracht van een land
C
De alfabetiseringsgraad van een land
D
De ontwikkelingsgraad van een land

Slide 25 - Quiz

Prim = primair inkomen
Sec = secundair inkomen
Is er sprake van nivellering of denivellering?

Slide 26 - Open question