2TL2

WELKOM
3 Kader
Welkom 2TL2

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

WELKOM
3 Kader
Welkom 2TL2

Slide 1 - Slide

     Let op je plek

Slide 2 - Slide

Afspraken
  • Mobiel in de bak.
  • Als de docent praat, luisteren we.
  • Als we iets willen zeggen of antwoord geven, steken we onze hand op.
  • We luisteren als een medeleerling een vraag stelt.
  • We doen mee in de les.
  • We maken ons huiswerk.

Slide 3 - Slide

Programma van de les 2TL2
11 mei
Programma:

  • Aanwezigheid
  • Terugblik/Huiswerk
  • Uitleg

Lesdoel:

Ik weet wat de trappen van vergelijking zijn

Slide 4 - Slide

Allereerst...
Is iedereen aanwezig?

Slide 5 - Slide

De trappen van vergelijking

Taalverzorging - hoofdstuk 5 - klas 2

Slide 6 - Slide

Lesdoelen

Je weet wat de trappen van vergelijking zijn.

Je weet wanneer je 'als' en wanneer je 'dan' gebruikt.

Slide 7 - Slide

Wat is vergelijken?
Wat doe je eigenlijk als je twee dingen met elkaar vergelijkt?

Slide 8 - Slide

Vergelijken

Als je twee dingen met elkaar wilt vergelijken, gebruik je vaak de trappen van vergelijking en de woorden als en dan

Slide 9 - Slide

De trappen van vergelijking
Stellende trap
Vergrotende trap
Overtreffende trap
aardig
aardiger
het aardigst
lekker
lekkerder
het lekkerst
lief
liever
het liefst

Slide 10 - Slide

Huiswerk
  • Hoofdstuk 5 Taalverzorging formuleren, over de trappen van vergelijking
  •  bladzijde 134 en bladzijde 135
      Startopdracht, opdracht 1, 2, 3, 4, 5

  • Klaar?     -Extra opdracht (6)
  • Vragen? Steek je vinger op en ik kom bij je!

Slide 11 - Slide

De eindquiz
Lesdoelen:
-Je weet wat de trappen van vergelijking zijn.
-Je weet wanneer je 'als' en wanneer je 'dan' gebruikt.

Door middel van de quiz kijken we of je deze doelen hebt gehaald! 

Slide 12 - Slide

1. Welke drie trappen van vergelijking zijn er? (hoe heten ze?)

Slide 13 - Open question

2. Bij welke trap gebruik je 'dan'?
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 14 - Quiz

3. Welke trap is 'kleinst'?
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 15 - Quiz

4. Welke trap is 'mooi'?
A
Stellende trap
B
Vergrotende trap
C
Overtreffende trap

Slide 16 - Quiz

5. Wat moet er op de puntjes?
Een olifant is groter .... een mug
A
Als
B
Dan

Slide 17 - Quiz

6. Wat moet er op de puntjes?
Ik ben net zo goed .... jij in Nederlands
A
Als
B
Dan

Slide 18 - Quiz

7. Vliegen in de toekomst wordt een stuk (relaxt) (als/dan) nu.

Slide 19 - Open question

8. In je luie stoel heb je straks het (mooi) uitzicht, want de vliegtuigen krijgen een panoramadak.

Slide 20 - Open question

9. De vliegtuigen worden (sterk) en (licht) (als/dan) die van tegenwoordig.

Slide 21 - Open question

10. Vliegen wordt ook (milieubewust).

Slide 22 - Open question

Hoe goed snap je de trappen van vergelijking? Geef jezelf een cijfer tussen 1 en 10.

Slide 23 - Open question

Wil je nog extra oefenen met de trappen van vergelijking en 'als" en 'dan'?
A
Ja
B
Neutraal
C
Nee

Slide 24 - Quiz

Tot de volgende keer!

Slide 25 - Slide