Lijdende en bedrijvende vorm

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat valt je op?

De jongens drinken limonade.


De limonade wordt door de jongens gedronken.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het eind van deze les:
  •  kan je benoemen of een zin in de lijdende of bedrijvende vorm staat.
  • plus: kan je een zin omzetten van een bedrijvende vorm naar een lijdende vorm.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp is

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp is

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Lobke| laat | de hond | uit
  • Lobke is het onderwerp
  • Lobke doet iets in deze zin: Ze laat de hond uit
  • Bedrijvend of actief


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De hond | wordt | door Lobke|uitgelaten.

  • De hond is het onderwerp
  • De hond doet niets in deze zin: Hij wordt uitgelaten
  • Lijdend of passief

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Een taart wordt door mij gebakken.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Ik geef mijn moeder bloemen.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De kat vangt een muis.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De boom wordt door mij nagetekend.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Ik steek een kaars aan.
A
BEDRIJVENDE VORM
B
LIJDENDE VORM

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Stappenplan:
Een zin van de bedrijvende vorm in de lijdende vorm zetten

1. Het lijdend voorwerp  wordt het onderwerp .
2. Het onderwerp wordt  voorafgegaan door het woord ‘door’.
3. Er komt een vorm van het werkwoord 'worden' of 'zijn' te staan (drinken —> wordt gedronken) (hebben  —> zijn)
4. Let op de tijd (persoonsvorm)

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Juf Anne koopt een computer.

Slide 15 - Open question

De bedrijvende (actieve vorm). In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde (koopt), een onderwerp (Juf Gerritje) en een lijdend voorwerp (een computer).
Meester Mari wast de auto.

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Meneer Jansen verkoopt de stoelen.

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Fiore liep een rondje.

Slide 18 - Open question

This item has no instructions

Wouter kocht de mooie voetbal.

Slide 19 - Open question

This item has no instructions