Er gaat een blaadje de klas rond. Noteer hierop de woorden die je niet kent.
timer
10:00
Slide 4 - Slide
Feesten in december in Nederland
tekst samen lezen
daarna: zelf betekenis eigen taal opzoeken of verder met schrijfopdracht-> schrijfopdracht uiterlijk maandag inleveren
Slide 5 - Slide
Kahoot
Sinterklaas
Slide 6 - Slide
uitleg schrijfopdracht 3
Slide 7 - Slide
Schrijfregels
Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
Je schrijft ook een hoofdletter bij namen (ook van landen, talen en merken, bv. Nike, Adidas)
Gebruik komma's en punten. Zie de dia hierna.
Probeer verschillende voegwoorden te gebruiken. (en, ook, want, omdat, dus, maar...)
Breng opbouw in je tekst aan: gebruik 'eerst', 'daarna' enz.
Slide 8 - Slide
Wanneer gebruik je een komma?
tussen twee persoonsvormen (werkwoorden) in een zin. Voorbeeld: Toen ik ging wandelen, zag ik een hand.
voor een voegwoord, maar nooit voor EN! Voorbeeld: Hij ging naar huis, omdat hij zijn tas was vergeten.
Ik vertel iets, maar ze luistert niet. Zet altijd de komma voor het voegwoord.
bij opsommingen: Hij houdt van kaas, vis, drop en ijs.
Slide 9 - Slide
schrijftips
Na een tijdsaanduiding (vandaag, morgen, straks, nu, volgende week) plaats je altijd eerst de persoonsvorm (werkwoord)
Voorbeeld: Morgen ga ik naar school.
Uitdrukking: wij houden een presentatie, wij geven een feest (niet maken)
Slide 10 - Slide
Schrijven A2/B1
Slide 11 - Slide
voegwoorden
Schrijven -> B1: gebruik je de volgende voegwoorden: hoewel, tenzij, terwijl, nadat, totdat, zodat, aangezien.
Hierna volgt een dia met voorbeeldzinnen.
Slide 12 - Slide
voegwoorden -> B1
Hoewel ik goed heb geleerd voor de toets, ben ik zenuwachtig.
Tenzij het vandaag regent, ga ik zonder jas naar school.
Terwijl de leerlingen een toets maken, loopt de docent door de klas.
Nadat de les was afgelopen, ging ik naar huis.
Totdat het kerstvakantie is, moet ik nog naar school.
Ik geef een voorbeeld, zodat de leerlingen de uitleg begrijpen.
Aangezien het bijna Sinterklaas is, zijn de kleine kinderen heel druk.
Slide 13 - Slide
Creatief Schrijven I
CREATIEF SCHRIJVEN
Slide 14 - Slide
creatief schrijven
Verbeelding/fantasie: je mag het zelf bedenken
schrijven op je eigen niveau
Beschrijvend taalgebruik, voorbeeld: “Het gras voelde zacht onder mijn voeten. De zon schijnt warm op mijn gezicht .”
Emotie en sfeer : gevoelens beschrijven, voorbeeld: “Haar hart bonsde in haar borst toen ze de deur langzaam opende.”
Zorg voor spanning: beschrijf de situatie langzaam: 'De wind waaide om het huis. De deuren kraakten. Langzaam ging de deur een stukje open. '
Slide 15 - Slide
gesloten einde
Een gesloten einde is een einde waarbij het verhaal volledig wordt afgerond. Alle belangrijke vragen en verhaallijnen worden beantwoord of opgelost, waardoor de lezer een gevoel van afronding en duidelijk heeft. Er is weinig ruimte voor de fantasie van de lezer.
Kenmerken van een gesloten einde:
Duidelijke afronding
Geen open vragen
geeft voldoening (het is af/klaar/duidelijk)
Voorbeeld: een sprookje
Slide 16 - Slide
open einde
Een open einde laat vragen onbeantwoord. Het geeft de lezer ruimte om zelf na te denken over hoe het verhaal verder zou kunnen gaan.
Kenmerken:
niet alle vragen worden beantwoord
niet alle problemen worden opgelost
geeft ruimte voor eigen fantasie, uitleg, discussie
Slide 17 - Slide
creatieve schrijfopdracht
Schrijf een tekst bij de volgende foto. Je gaat een verhaal schrijven met een open einde. De lezer mag zelf het vervolg bedenken. Bedenk antwoorden op de volgende vragen:
Wie is dat meisje? Waar woont ze? Is ze Nederlands?
Wat is er gebeurd voordat ze op die plek was? Waar is deze plek? In Nederland of een ander land?
Wat is er zo bijzonder aan die aap? Zijn er nog meer dieren?
Waarom is het meisje alleen? Waar is haar familie?
Gaat ze door het hek naar binnen? Wat gebeurt er dan? OPEN EINDE :)
Slide 18 - Slide
moeilijke woorden vrijdag
werkwoorden
geeuwen of gapen
giechelen - zacht lachen
plegen - iets doen
rinkelen - geluid van telefoon
vermenigvuldigen - hetzelfde getal een paar keer: 2 x 5
waaien - wat de wind doet
de armoede = niet genoeg geld voor wonen, kleding, eten, drinken
kerngezond = heel erg gezond
vrolijk
tegen
snikheet = heel erg warm/heet
vooruit
Slide 19 - Slide
moeilijke woorden vandaag
werkwoorden
rillen (rilt)
waarschuwen
schiet(en)
bereiken
overdreef-overdrijven
de rimpels
langzaam
schip-schepen
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Dagopening
Slide 22 - Slide
Gedicht Toon Hermans
Je hebt iemand nodig
stil en oprecht'
die als het erop aankomt'
voor je bidt en voor je vecht
pas als je iemand hebt
die met je lacht en met je grient
dan pas kan je zeggen
ik heb een vriend
Slide 23 - Slide
tekst (samen) lezen
Bedenk van tevoren wat je al weet van dit onderwerp
moeilijke woorden onderstrepen + opzoeken of vragen
vragen lezen+ beantwoorden
Nieuwsbegrip: wat ga je doen?
Slide 24 - Slide
groep B vooraan: Idman, Zethara, Jamila, Rana, Nikoletta, Anastasia, Abud, Ehsan, Sahar, Hiba
groep A (Hassan, Mohamad, Ismail, Hasan, Mohamed, Hieran, Matvii, Max) werkt zelfstandig (online) achterin
Nieuwsbegrip
Slide 25 - Slide
groep B vooraan: Idman, Zethara, Jamila, Rana, Nikoletta, Anastasia, Abud, Ehsan, Sahar, Hiba
groep A (Hassan, Mohamad, Ismail, Hasan, Mohamed, Hieran, Matvii, Max) werkt in groepjes