Cursus 7 - Spelling - paragraaf 5 - verkleinwoorden

Nederlands week 11
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 230
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Nederlands week 11
  • Op tafel
  -  leesboek 
  -  boek Nederlands blz. 230
  -  pen en schrift   

  •  Computer
   - mag nog even in je tas blijven   

  • Aan je eigen tafel zitten  


Slide 1 - Slide

Lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Programma deze les
  • Huiswerk nakijken van de vorige les
  • Doel van deze les
  • Voorkennis
  • Instructie
  • Aan de slag
  • Huiswerk volgende week les

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Huiswerk vorige les: 
We hadden geen huiswerk van de vorige les.

Slide 4 - Slide

Doel
Ik kan verkleinwoorden correct spellen.

Slide 5 - Slide

Voorkennis
Hoe kun je checken of je een -t of een -d op het einde van een woord moet gebruiken?


Antwoord
Door het woord langer te maken (= verlengproef).

Slide 6 - Slide

Voorkennis
Moet je een -t of een -d gebruiken bij:
muggenbul...    /    verraa...    /    bestan...


Antwoord
muggenbult   /   verraad   /   bestand

Slide 7 - Slide

Voorkennis
Hoe noem je het als er 1 van iets is?


Antwoord
Enkelvoud

Slide 8 - Slide

Voorkennis
Hoe noem je het als er meer van iets is?


Antwoord
Meervoud

Slide 9 - Slide

Instructie 
De afgelopen periode zijn we bezig geweest met het onderdeel 'fictie'. We zijn aan de slag geweest met verhalen en gedichten.

Vandaag gaan we verder met het onderdeel 'spelling'. We gaan verder waar we gebleven waren. Verkleinwoorden zijn nu aan de beurt. 

Slide 10 - Slide

Instructie 
Van zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken. Een verkleinwoord maak je meestal door er -je achter te zetten.

Voorbeelden:
  • rups - rupsje
  • brood - broodje

Slide 11 - Slide

Instructie 
LET OP!

Soms moet je ook een extra letter toevoegen om het beter te laten klinken, zoals: -pje, -tje of -etje.

Voorbeelden:
  • bloempje - tuintje - behangetje - schuimpje - ringetje


Slide 12 - Slide

Instructie 
LET OP!

Als een woord eindigt op -ng, moet je soms de -g in een -k veranderen.

Voorbeelden:
  • vergoeding - vergoedinkje   /    koning - koninkje


Slide 13 - Slide

Instructie
We kijken het instructiefilmpje

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Aan de slag
Ga aan de slag met opdracht 1 t/m 7 op bladzijde 230-231.

Ben je klaar? Kies uit:
- maak de trainer bij deze les
- ga lezen in je leesboek

Slide 16 - Slide

Huiswerk

Donderdag 13 maart:

- maak opdracht 1 t/m 7 op bladzijde 230-231

Slide 17 - Slide