bherh - k 3.6/3.7

Hallo allemaal

- Berg je telefoon op in de tas en ga op je plaats zitten

- Ipad en leesboek op tafel

- log alvast in op Lesson Up

Lezen

HW checken

Als het goed is heb je deze in je ebook (leermiddelen Nederlands) gemaakt, zo niet dan leg je de opdrachten in je schrift open op je tafel voor controle.

2.5: grammatica

korte terugblik

Noem het wwg in de volgende zinnen: 

Ik ga dit jaar op vakantie. 

Ik ben afgelopen jaar naar Frankrijk geweest. 

Ik zal je snel een brief schrijven. 

Lesdoelen 

ik kan: 

- de zelfstandige naamwoorden in een zin benoemen;

- de lidwoorden in een zin benoemen.

B: herhalen

K: §3.6/3/7; grammatica

Zelfstandig naamwoord

Van welke woorden in de zinnen kunnen mv of een verkleining van maken?

BV: Ik haalde de trein net op tijd .                                     Treinen of treintje

Mijn vader is gek op dit spel .

In de kersenboom hing één rijpe kers .

Elke dag krijg ik een bloem van hem .

Hij stuurde mij een prachtige liefdesbrief 

Woorden voor mensen, dieren en dingen noem je zelfstandige naamwoorden.

Wie kan er voorbeelden van woorden noemen voor mensen, voor dieren, dingen?

Ook woorden voor dingen die je niet kunt zien zijn znw: geloof, vertrouwen, hoop.

Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd de, het of een zetten.

Een zelfstandig naamwoord kan enkelvoud, meervoud, een verkleinwoord enkelvoud/ meervoud zijn. Bij twijfel even checken of je er mv of een verkleining van kun maken. 

Ook namen zijn zelfstandig naamwoorden: namen van mensen en dieren, maar ook namen van maanden, straten, plaatsen, rivieren en landen.

Welke zinnen zijn waar?

meerdere antwoorden

1. Je kunt van een zelfstandig naamwoord in het meervoud (meestal) enkelvoud maken.
2. Een zelfstandig naamwoord zegt iets over een mens, dier of ding.
3. Voor een zelfstandig naamwoord kun je altijd 'de', 'het' of 'een' zetten.
4. Je kunt van een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud (meestal) meervoud maken.

Welke zinnen zijn waar?

meerdere antwoorden

1. Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een mens, dier of ding.
2. Namen zijn zelfstandige naamwoorden.
3. Een zelfstandig naamwoord is altijd een woord voor iets dat je kunt zien.
4. Je kunt van een zelfstandig naamwoord (meestal) een verkleinwoord maken.

Wat zijn de znw in de volgende zin?
Ik ga op de fiets naar school.

Wel of geen zelfstandig naamwoord?

zon

1. ja
2. nee

Wel of geen zelfstandig naamwoord?

lezen

1. ja
2. nee

Wel of geen zelfstandig naamwoord?

sneeuwen

1. ja
2. nee

Wel of geen zelfstandig naamwoord?

sneeuwpop

1. ja
2. nee

Wel of geen zelfstandig naamwoord?

Veendammer

1. ja
2. nee

Wel of geen zelfstandig naamwoord?

uit

1. ja
2. nee

Wel of geen zelfstandig naamwoord?

blauwe

1. ja
2. nee

Zelfstandig naamwoord

appel

hoeveel

hond

maar

tachtig

Jeroen

examen

Corona

vaccineren

inenting

Lidwoorden

Voor elk zelfstandig naamwoord kan een lidwoord (lw) staan. Er zijn drie lidwoorden: de, het en een.

Bij zelfstandige naamwoorden;

-  in het meervoud komt er altijd de voor te staan. 

- bij verkleinwoorden komt er altijd het voor te staan. 

Verder zijn er voor de of het geen regels. Je moet dus onthouden of er de of het voor komt. Als je het niet weet, zoek het dan op in het woordenboek.

Bij het moet je opletten. Als er geen zelfstandig naamwoord achter staat dat erbij hoort, dan is het geen lidwoord!

Benoem de lidwoorden

Je hebt drie flessen waarin een heel vieze geur zit .

De stank is onverdraaglijk .

Je hebt twee kurken om het smerige luchtje te stoppen .

Hoe krijg je dat voor elkaar door alleen gebruik te maken van de twee kurken en niets anders ?

Kun jij het probleem oplossen ?

Maak een met het als lidwoord.
Bv. Ik werk in het circus.

Maak een zin met het waarbij het geen lidwoord is.
bv. Ik hoop dat je het begrijpt.

Aan het werk

b: blok 3, spelling, §3.8, opdracht 18

k: blok 3, grammatica, §3.6 - 3.7, opdracht 16, 17, 18, 19.1

toelichting nodig?

klaar? woorden oefen op studygo of lezen in je leesboek

in je ebook

Afsluiting les 

Ik kan: 

- de zelfstandige naamwoorden en lidwoorden in een zin benoemen;

Dit kan ik goed

Dit moet ik nog oefenen

Ik kan dit nog niet

Huiswerk

b: blok 3, spelling, §3.8, opdracht 18

k: blok 3, grammatica, §3.6 - 3.7, opdracht 16, 17, 18, 19.1

let op: over 2 weken SO grammatica