This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Formuleren
Slide 1 - Slide
Hoofdstuk 3 formuleren: voorbeelden gebruiken
Je leert voorbeelden gebruiken.
Slide 2 - Slide
Herhaling: Zinsbouw
Volgorde van persoonsvorm, onderwerp en ander zinsdeel
Slide 3 - Slide
Welke zinsbouw heeft onderstaande zin? Mij leek het een heel goed idee!
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA
Slide 4 - Quiz
Welke zinsbouw heeft onderstaande zin? Waarom heb je mij niks verteld?
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA
Slide 5 - Quiz
Welke zinsbouw heeft onderstaande zin? "Ik zag in de trein reizigers met gekke mondkapjes."
A
OPA
B
APO
C
POA
D
PA
Slide 6 - Quiz
"Ik zag in de trein reizigers met gekke mondkapjes." Verander de zinsvolgorde en geef aanwelke afkorting hoort bij jouw zin hoort Typ deze erachter. (OPA- APO- POA)
Slide 7 - Open question
Waarom zou het belangrijk zijn om voorbeelden in een tekst te gebruiken?
Slide 8 - Open question
Voorbeelden gebruiken
Een geschreven tekst of een spreekbeurt wordt leuker en duidelijker als je nu en dan een voorbeeld gebruikt. - Direct duidelijk; - Kort of een hele alinea; - Let op bij cijfers: Grote getallen werken meestal minder goed;
Slide 9 - Slide
Signaalwoorden
Je kunt een voorbeeld aankondigen met een signaal(woord): bijvoorbeeld, neem nou, zo, zoals, als, denk maar aan, een dubbele punt (:):
We gaan in Engeland veel leuke dingen doen, zoals slapen in een gastgezin en gezellig eten met vrienden.
Slide 10 - Slide
Vul onderstaande zin aan met een bijpassend signaalwoord + drie voorbeelden. Als je op vliegvakantie gaat, kun je naar verschillende Europese landen ....
Slide 11 - Open question
Noem drie signaalwoorden die je kunt gebruiken bij een voorbeeld.
Slide 12 - Mind map
Huiswerk
Slide 13 - Slide
Let op!
De volgende les werken we aan de filmopdracht, dus zorg dat je je boek uit hebt!