Quiz hoofdstuk 1 en 2

H1 | Hoe welvarend ben jij?
H2 | Wat voor consument ben jij?


e3ka.ec1 - 01.11.2024
1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H1 | Hoe welvarend ben jij?
H2 | Wat voor consument ben jij?


e3ka.ec1 - 01.11.2024

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Quiz
Wat? Quiz over theorie hoofdstuk 1 en 2
Hoe? Docent stelt een vraag, leerlingen overleggen binnen groep, docent telt af (3, 2, 1 ...), leerlingen steken A/B/C/D briefje de lucht in, docent schrijft de score op het bord
Hulp? Eigen groepje
Uitkomst? Geoefend met de theorie van hoofdstuk 1 en 2
Prijs? Iets lekkers :)

Slide 2 - Slide

Tijd
-10:30
Hoofdstuk 1:
Hoe welvarend ben jij?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Welke van de onderstaande behoren niet tot de vrije goederen.
A
Regenwater
B
Zonlicht
C
Wind
D
Drinkwater

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Je inkomen is 840 euro. Daarvan spaar je 15%. Hoeveel euro is dat?
A
126
B
8,4
C
714
D
128

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Welke rijtje klopt niet:
De marketingmix bestaat o.a. uit:
A
prijs, product, plaats
B
presentatie, product, promotie
C
president, product
D
plaats, prijs

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Een bekende Youtuber eet een snicker tijdens zijn video. Hier is sprake van:
A
Commerciële beïnvloeding
B
Ideële reclame
C
Sociale beïnvloeding
D
Informatieve reclame

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Op tv is er rond oud en nieuw altijd een reclame over de gevaren van vuurwerk. Dit is een vorm van:
A
Commerciele beinvloeding
B
Sociale beinvloeding
C
Ideële reclame
D
Informatieve reclame

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een begroting?
A
Iets groter maken
B
Je inkomsten en uitgaven
C
Alleen de uitgaven
D
Je verwachtte inkomsten en uitgaven

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn overdrachtsinkomen?
A
Geld dat je verdient via je werk.
B
Rente over je spaargeld
C
Een uitkering die je krijgt.
D
Geld dat je leent.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van incidentele uitgaven.
A
Broodje kopen bij Bufkes
B
Nieuwe schooltas kopen.
C
Nieuwe schoenen kopen
D
Auto laten repareren

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe bereken je €20 per week om in maanden?
A
€20 x 4 = €
B
€20 x 52 : 12 = €
C
€20 x 31 = €
D
€20 x 30 = €

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe rekenen we iets om van maanden naar weken? €80 per maand.
A
€80 : 4 = €
B
€80 x 12 : 52 = €
C
€80 : 5 = €
D
€80 : 12 = €

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Je loon gaat met 5% omhoog en de inflatie met 3%. Je koopkracht ..
A
Stijgt
B
Daalt

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Dit jaar gaf Pietje 3.025 aan boodschappen uit. Vorig jaar was dan 2.750. Wat is de procentuele stijging?
A
10%
B
2,93%

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Tussenstand?

Slide 16 - Slide

Tijd: 10:45
Hoofdstuk 2:
Hoe welvarend ben jij?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Consumentenorganisaties...
A
zorgen ervoor dat je de hoogste kortingen krijgt
B
zijn bedrijven waar consumenten kunnen werken
C
komen op voor de rechten en plichten van de consument
D
als je product stukgaat kun je bij hun terecht

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Heinz Ketchup kost 1,40 voor 220 gram. Hoeveel kost 500 gram?
A
€ 3,18
B
€ 3,60
C
€ 1,25
D
€ 4,20

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Waarvoor dient een keurmerk op producten?
A
om te laten zien dat het van een goed merk is
B
om te laten zien dat het voor kinderen is
C
om te laten zien dat het product aan bepaalde eisen voldoet

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Een Bosch-vaatwasser kost bij Elektrogigant 579,- en bij Witgoeddiscounter 639,-. Bereken hoeveel procent de vaatwasser bij Witgoeddiscounter duurder is dan bij Elektrogigant
A
9,4
B
10,3
C
9,3
D
10,4

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Als consument heb ik altijd recht op ....
A
de beste prijs
B
een deugdelijk product
C
korting

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Als een product voor schade zorgt, moet de fabrikant dit vergoeden. Dit staat in de:
A
Wet productaansprakelijkheid
B
Warenwet

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noemen we de wet die regelt dat je producten binnen veertien dagen mag terugsturen als je online koopt?
A
Wet productaansprakelijkheid
B
Warenwet
C
Colportagewet
D
Wet koop op afstand

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van Consumer Power?
A
Judith besluit om in haar eentje geen ongezond eten te halen.
B
Een groep consumenten koopt geen plofkip meer.
C
Het vergelijken van producten van verschillende merken.

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Als je een ... woning koopt betaal je btw
A
bestaande
B
nieuwbouw
C
bestaande en nieuwbouw

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Je gebruikt een hypothecaire lening om ...
A
Een huis te kopen
B
Een fiets te kopen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van vaste energiekosten?
A
Leveringskosten
B
Het verbruik

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Voor wie zijn de maatschappelijke kosten als iemand afval in de natuur gooit?
A
Voor diegene die een boete krijgt
B
Voor iedereen in Nederland

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Eindstand?

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Iets lekkers...

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Zijn er nog vragen?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Stoelen en tafels normaal zetten

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Succes met de toetsweek!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions