Woche 2.4

1 / 24
next
Slide 1: Video
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Meme der Woche
Was bedeuten diese Sätze?
Was ist der Witz?

Was ist dein Lieblingskuchen und warum
Mein Lieblingskuchen ist .... weil ...



Slide 2 - Slide

Heute auf dem Programm

1. Meme der Woche 
2. Hausaufgabenkontrolle
3. Wiederholung der letzten Stunde
4. Kleiner formativen Test
5. Hausaufgaben aufschreiben
6. An die Arbeit!
7. Ziele checken




Lernziele

Am Ende der Stunde ...
... habe ich die Verben haben, sein, kochen und backen wiederholt
... habe ich mindestens zehn neue Wörter  über das Backen gelernt







Slide 3 - Slide

Aufgabe 8 Seite 10 kontrollieren
1. Zuerst (eerst) haben sie das Rezept (het recept) nicht gelesen. --> Eerst hebben ze het recept niet gelezen.
2. Danach (daarna) haben sie die Zutaten (de ingrediënten) nicht abgewogen und sogar (zelfs) falsche (verkeerde) Zutaten verwendet. --> Daarna hebben ze de ingrediënten niet afgewogen en zelfs de verkeerde ingrediënten gebruikt.
3. Letztens (tot slot) haben sie sich nicht an die vorgegebene Backzeit gehalten. --> Tot slot/ als laatste hebben ze zich niet aan de voorgeschreven baktijd gehouden.

Slide 4 - Slide

Backpapier
Eier
Milch
Kuchenrost
Butter
Teigschaber
Waage
Rührschüssel
Schneebesen
Handrührgerät
Knethaken
Rührbesen
Backpinsel
Teigrolle
bakpapier
eieren
melk
taartrooster
boter
deegschraper/ spatel
weegschaal
mengkom
klopper / gard 
handmixer
deeghaak
klopper/ gard voor op de handmixer
bakkwast
deegrol

Slide 5 - Slide

Wiederholung der letzten Stunde

Slide 6 - Slide

Bram/Er ....... (kochen) gerne (graag).

Slide 7 - Open question

Liesbeth ........ (kochen) nicht gerne.

Slide 8 - Open question

Wir ......... (backen) nie (nooit).

Slide 9 - Open question

Du ...... (backen) gerne.

Slide 10 - Open question

Wie konjugierst du haben? Schrijf het hele rijtje onder elkaar op in het Duits

Slide 11 - Open question

Schrijf het rijtje van het ww sein op (ich bin, du ...., er/sie/es...

Slide 12 - Open question

Formativer Test 3 haben, sein, kochen, backen

Welche Note hast du in den letzten Tests erhalten?

Ungenügend = Onvoldoende (5.5 und niedriger)
Ausreichend = Voldoende (5.6 und höher)   
timer
10:00

Slide 13 - Slide

Hausaufgaben aufschreiben
1. Leren:
- Blz 40 van de woordenlijst uit het projectboekje  (van Duits --> Nederlands, overhoor jezelf op papier of met Studygo)
- De werkwoorden haben, sein en de feesttenten regel voor regelmatige werkwoorden
2. (Af)maken:
Aufgabe 1 tm 13 (blz 3 tm 14 uit het Projectboekje)

Slide 14 - Slide

An die Arbeit!

(Af)maken: Aufgabe 11, 12, 13 (blz 3 tm 14 uit het Projectboekje)
Fertig? 
Lernen: Blz 40,41,42 van de woordenlijst uit het projectboekje (van Duits --> Nederlands, hoe? overhoor jezelf op papier of met Studygo)
timer
15:00

Slide 15 - Slide

Ziele checken
Am Ende der Stunde ...
... habe ich das Verb "sein" wiederholt
... habe ich mindestens zehn neue Wörter über das Backen gelernt

Slide 16 - Slide

Welche neue Wörter über das Backen hast du gelernt?

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Link

jullie zijn

Slide 19 - Open question

zij kookt

Slide 20 - Open question

jullie hebben

Slide 21 - Open question

ik bak

Slide 22 - Open question

hij is

Slide 23 - Open question

Kopieer de hele Duitse zin en vul de goede vorm van het ww in.
Der Kuchen ..... (sein) lecker, weil er nicht zu süß ... (sein).
(De Kuchen is lekker omdat hij niet te zoet is.)

Slide 24 - Open question