Woche 2.4

Spielzeit
Würfle zweimal, du sollst die richtige Konjugation geben.
Vier Verben: kochen, backen, haben, sein

Welke vorm?
1= ich
2= du
3=er/sie/es
4=wir
5=ihr
6=sie/Sie
Welk werkwoord?
1= kochen
2=backen
3= machen
4= riechen
5= habe
6=sein
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Spielzeit
Würfle zweimal, du sollst die richtige Konjugation geben.
Vier Verben: kochen, backen, haben, sein

Welke vorm?
1= ich
2= du
3=er/sie/es
4=wir
5=ihr
6=sie/Sie
Welk werkwoord?
1= kochen
2=backen
3= machen
4= riechen
5= habe
6=sein

Slide 1 - Slide

Heute auf dem Programm

1. Hausaufgaben aufschreiben 
2. Witz der Woche und sprechen
3. Fehler in den Hausaufgaben korrigieren
4. Kleiner formativen Test: haben, sein, kochen und backen
5. An die Arbeit!
6. Ziele checken




Lernziele

Am Ende der Stunde ...
... habe ich die Verben haben, sein, kochen und backen wiederholt
... habe ich mindestens zehn neue Wörter  über das Backen gelernt







Slide 2 - Slide

Hausaufgaben aufschreiben
1. Leren:
- Blz 46 van de woordenlijst uit het projectboekje  (van Duits --> Nederlands, overhoor jezelf op papier of met Studygo)
- De werkwoorden haben, sein en de feesttenten regel voor regelmatige werkwoorden
2. (Af)maken:
Aufgabe 1 tm 13 (blz 1 tm 17 uit het Projectboekje) 
en Aufgabe 17 (blz 23 tm 26)

Slide 3 - Slide

1E: Wichtige Daten aufschreiben 
* Maandag 9 december 2024:
    * Teus en Appie
* Maandag 6 januari 2025:
    * Max en Koen (moeten we verzetten want studiedag)
* Maandag 13 januari 2025:
    * Seb en Luca
    * Vik, Anne en Yara
    * Euan, Linde en Odette 
* Maandag 20 januari 2025: LEESTOETS
    * Thomas en Jitze
    * Daria
    * Veerle
    * Mohammed
* Maandag 27 januari 2025:
    * Yori en Boaz
    * Mussie
    * Tim en Tobias
    * Tessa
    * Saar en Anna
    * Pimme
    * Lynn en Amelie 
* Maandag 3 februari 2025: SCHRIJFTOETS
    * Maher
  
* Maandag 10 februari 2025: DEADLINE: Bakvideo en boekje inleveren

Slide 4 - Slide

Witz der Woche
Was bedeuten diese Sätze?
Was ist der Witz?





Slide 5 - Slide

Aufgabe 4B Seite 7
1.  Du riechst gut. (Jij ruikt goed.)
2. Der Kuchen schmeckt ausgezeichnet. (De cake smaakt uitstekend)
3.  Er fühlt sich nicht so gut. (Hij voelt zich niet goed)
4. Ich sehe einen Kuchen. (Ik zie een cake.)
5. Der Kuchen sieht gut aus. (De cake ziet er goed uit.)

6. Der Kuchen riecht nicht besonders gut. (De cake ruikt niet bijzonder goed)
7. Die Kuchen schmecken sehr lecker. (De cakes smaken erg lekker.)
8. Ich fühle mich sehr gut. (Ik voel me erg goed.)
9. Ihr riecht den Geruch des Kuchens. (Jullie ruiken de geur van de cake).
10. Tom und Lennert sehen den Kuchen. (Tom en Lennert zien de cake.)

Slide 6 - Slide

Backpapier
Eier
Milch
Kuchenrost
Butter
Teigschaber
Waage
Rührschüssel
Schneebesen
Handrührgerät
Knethaken
Rührbesen
Backpinsel
Teigrolle
bakpapier
eieren
melk
taartrooster
boter
deegschraper/ spatel
weegschaal
mengkom
klopper / gard 
handmixer
deeghaak
klopper/ gard voor op de handmixer
bakkwast
deegrol

Slide 7 - Slide

Aufgabe 8 Seite 10 korrigieren
1. Zuerst (eerst) haben sie das Rezept (het recept) nicht gelesen. --> Eerst hebben ze het recept niet gelezen.
2. Danach (daarna) haben sie die Zutaten (de ingrediënten) nicht abgewogen und sogar (zelfs) falsche (verkeerde) Zutaten verwendet. --> Daarna hebben ze de ingrediënten niet afgewogen en zelfs de verkeerde ingrediënten gebruikt.
3. Letztens (tot slot) haben sie sich nicht an die vorgegebene Backzeit gehalten. --> Tot slot/ als laatste hebben ze zich niet aan de voorgeschreven baktijd gehouden.

Slide 8 - Slide

Sprechen und Grammatik: de zinstructuur in een bijzin
  • Was ist dein Lieblingskuchen und warum? Wat is je lievelingstaart en waarom?
  • Mein Lieblingskuchen ist .... weil ... (Mijn lievelingstaart is .... omdat ...)
  • Bijv. Mijn lievelingstaart is cheesecake, omdat ik van kersen houd. --> Mein Lieblingskuchen ist Käsekuchen mit Kirschen weil ich Kirsche liebe.
  • Klicke auf www.einfachbacken.nl und suche das Rezept für deinen Lieblingskuchen




Slide 9 - Slide

Kuchen kosten  (proeven)

Slide 10 - Slide

Formativer Test 3 haben, sein, kochen, backen

Welche Note hast du in den letzten Tests erhalten?
Ungenügend = Onvoldoende (5.5 und niedriger)
Ausreichend = Voldoende (5.6 und höher)   
timer
10:00

Slide 11 - Slide

An die Arbeit!
(Af)maken: Aufgabe 1 tm 13 (blz 1 tm 17 uit het Projectboekje) en Aufgabe 17 (blz 23 tm 26)

Fertig? 
Lernen: Blz 40,41,42 van de woordenlijst uit het projectboekje (van Duits --> Nederlands, hoe? overhoor jezelf op papier of met Studygo)
timer
15:00

Slide 12 - Slide

Ziele checken
Am Ende der Stunde ...
... habe ich das Verb "sein" wiederholt
... habe ich mindestens zehn neue Wörter über das Backen gelernt

Slide 13 - Slide

Bram/Er ....... (kochen) gerne (graag).

Slide 14 - Open question

Liesbeth ........ (kochen) nicht gerne.

Slide 15 - Open question

Wir ......... (backen) nie (nooit).

Slide 16 - Open question

Du ...... (backen) gerne.

Slide 17 - Open question

Wie konjugierst du haben? Schrijf het hele rijtje onder elkaar op in het Duits

Slide 18 - Open question

Schrijf het rijtje van het ww sein op (ich bin, du ...., er/sie/es...

Slide 19 - Open question

jullie zijn

Slide 20 - Open question

zij kookt

Slide 21 - Open question

jullie hebben

Slide 22 - Open question

ik bak

Slide 23 - Open question

hij is

Slide 24 - Open question

Kopieer de hele Duitse zin en vul de goede vorm van het ww in.
Der Kuchen ..... (sein) lecker, weil er nicht zu süß ... (sein).
(De Kuchen is lekker omdat hij niet te zoet is.)

Slide 25 - Open question