This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Slide 1 - Video
Meme der Woche
Was bedeuten diese Sätze?
Was ist der Witz?
Was ist dein Lieblingskuchen und warum?
Mein Lieblingskuchen ist .... weil ...
Slide 2 - Slide
Heute auf dem Programm
1. Meme der Woche
2. Hausaufgabenkontrolle
3. Wiederholung der letzten Stunde
4. Kleiner formativen Test
5. Hausaufgaben aufschreiben
6. An die Arbeit!
7. Ziele checken
Lernziele
Am Ende der Stunde ...
... habe ich die Verben haben, sein, kochen und backen wiederholt
... habe ich mindestens zehnneue Wörterüber das Backengelernt
Slide 3 - Slide
Aufgabe 8 Seite 10 kontrollieren
1. Zuerst (eerst) haben sie das Rezept (het recept) nicht gelesen. --> Eerst hebben ze het recept niet gelezen.
2. Danach (daarna) haben sie die Zutaten (de ingrediënten) nicht abgewogen und sogar (zelfs)falsche (verkeerde) Zutaten verwendet. --> Daarna hebben ze de ingrediënten niet afgewogen en zelfs de verkeerde ingrediënten gebruikt.
3. Letztens (tot slot) haben sie sich nicht an die vorgegebene Backzeit gehalten. --> Tot slot/ als laatste hebben ze zich niet aan de voorgeschreven baktijd gehouden.
Slide 4 - Slide
Backpapier
Eier
Milch
Kuchenrost
Butter
Teigschaber
Waage
Rührschüssel
Schneebesen
Handrührgerät
Knethaken
Rührbesen
Backpinsel
Teigrolle
bakpapier
eieren
melk
taartrooster
boter
deegschraper/ spatel
weegschaal
mengkom
klopper / gard
handmixer
deeghaak
klopper/ gard voor op de handmixer
bakkwast
deegrol
Slide 5 - Slide
Wiederholung der letzten Stunde
Slide 6 - Slide
Bram/Er ....... (kochen) gerne (graag).
Slide 7 - Open question
Liesbeth ........ (kochen) nicht gerne.
Slide 8 - Open question
Wir ......... (backen) nie (nooit).
Slide 9 - Open question
Du ...... (backen) gerne.
Slide 10 - Open question
Wie konjugierst du haben? Schrijf het hele rijtje onder elkaar op in het Duits
Slide 11 - Open question
Schrijf het rijtje van het ww sein op (ich bin, du ...., er/sie/es...
Slide 12 - Open question
Formativer Test 3 haben, sein, kochen, backen
Welche Notehast duin den letzten Testserhalten?
Ungenügend = Onvoldoende (5.5 und niedriger)
Ausreichend = Voldoende (5.6 und höher)
timer
10:00
Slide 13 - Slide
Hausaufgaben aufschreiben
1. Leren:
- Blz 40 van de woordenlijst uit het projectboekje (van Duits --> Nederlands, overhoor jezelf op papier of met Studygo)
- De werkwoorden haben, sein en de feesttenten regel voor regelmatige werkwoorden
2. (Af)maken:
Aufgabe 1 tm 13 (blz 3 tm 14 uit het Projectboekje)
Slide 14 - Slide
An die Arbeit!
(Af)maken: Aufgabe 11, 12, 13 (blz 3 tm 14 uit het Projectboekje)
Fertig?
Lernen: Blz 40,41,42 van de woordenlijst uit het projectboekje (van Duits --> Nederlands, hoe? overhoor jezelf op papier of met Studygo)
timer
15:00
Slide 15 - Slide
Ziele checken
Am Ende der Stunde ...
... habe ich das Verb "sein" wiederholt
... habe ich mindestens zehn neue Wörter über das Backen gelernt
Slide 16 - Slide
Welche neue Wörter über das Backen hast du gelernt?
Slide 17 - Mind map
studygo.com
Slide 18 - Link
jullie zijn
Slide 19 - Open question
zij kookt
Slide 20 - Open question
jullie hebben
Slide 21 - Open question
ik bak
Slide 22 - Open question
hij is
Slide 23 - Open question
Kopieer de hele Duitse zin en vul de goede vorm van het ww in. Der Kuchen ..... (sein) lecker, weil er nicht zu süß ... (sein). (De Kuchen is lekker omdat hij niet te zoet is.)