This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
warmtegeleiding
Slide 1 - Slide
Tijdens het koken zet je een bak met 2,0 liter water van 20 °C in de magnetron, omdat het water snel moet koken. De magnetron heeft een vermogen van 1200 W. A Hoeveel energie moet je aan het water toevoeren om het aan de kook te brengen? B Hoe lang duurt het voordat het water kookt? Ondertussen zet je de frituur aan om in olijfolie aardappeltjes te bakken. Het vermogen van de frituur is 600 W en er zit 1,0 liter olijfolie van 20°C. Je wilt de aardappeltjes bakken in olijfolie van 140 °C. Wat gebeurt eerder: het water kookt of de olie in de frituur is op temperatuur?
Slide 2 - Open question
Warmtegeleiding
Warmtetransport P = hoeveelheid energie die per seconde door een wand gaat
met 𝜆 als warmtegeleidingscoëfficiënt, 𝐴 de oppervlakte van de wand, ∆𝑇 het temperatuurverschil tussen binnen- en buitenkant van de wand en d de dikte van de wand.
Slide 3 - Slide
Welk soort warmtetransport vindt er plaats?
Stroming
Straling
Geleiding
Slide 4 - Drag question
Welke vorm van warmtetransport zie je hier?
A
straling
B
stroming
C
geleiding
D
alle 3
Slide 5 - Quiz
Plaats de afbeeldingen bij het juiste warmtetransport.
Geleiding
Stroming
Straling
Slide 6 - Drag question
Een bakstenen muur van 4,0 x 3,0 m en 30 cm dik. Buiten is het 15 °C en binnen is het 23 °C. Wat is de warmtestroom?
Slide 7 - Open question
Er zitten 4 mensen (P=100 W) in een glazen kooi van 4,0 x 2,0 x 2,0 m. Het glas heeft een dikte van 5,0 cm. De buitentemperatuur is 15 °C. Hoe warm wordt het binnen?
Slide 8 - Open question
Een auto heeft 2,9 m2 aan ruitoppervlak, waarin glas van 0,4 cm zit. Het is buiten 26 °C. De airco heeft een maximaal vermogen van 3,2 kW. Bereken de laagste temperatuur die de airco kan bereiken. Neem aan dat de warmte alleen via de ruiten kan wegstromen
Slide 9 - Open question
Je wilt een glazen flesje met 308 mL water van 24 °C afkoelen door het in een koele beek van 18 °C te zetten zie figuur. Het glazen flesje heeft een straal van 3,5 cm en het glas heeft een dikte van 3,0 mm. Het flesje staat 8,0 cm diep in het rivierwater. A Bereken de oppervlakte van het flesje dat met rivierwater in contact komt. B Bereken de warmtestroom door het flesje. C Bereken de warmte die in een halve minuut door de wand van het flesje stroom.