Les 6 "Lesen: CITO Wortschatz"

1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 11 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programm


1. Lesen
CITO Wortschatz



Slide 2 - Slide

Strukturwörter
Welche Strukturwörter kennst du schon?

Slide 3 - Slide

CITO Fragen
Welche CITO Fragen kennst du schon?

Slide 4 - Slide



1. Du kennst die wichtigstens CITO Fragen.
2. Du kannst die wichtigsten CITO Fragen verstehen.
3. Du kennst die wichtigsten Strukturwörter.
4. Du kannst die wichtigsten Strukturwörter verstehen.
5. Du kennst die wichtigsten wertenden Begriffe.
6. Du kannst die wichtigsten wertenden Begriffe verstehen.






Slide 5 - Slide

CITO Fragen
Was sind CITO Fragen?
Het eindexamen bestaat uit open vragen en gesloten vragen. De open vragen zijn in het Nederlands gesteld en het antwoord formuleer je ook in het Nederlands. De gesloten vragen – vaak meerkeuzevragen – zijn in het Duits gesteld. Veel van deze meerkeuzevragen hebben een standaardformulering. Je zult merken dat in examens dezelfde Duitse vraag met enige regelmaat terugkomt. 
Tipp
Het is erg handig als je weet, wat deze vragen betekenen. Je verspilt zo geen tijd aan het vertalen van de vraag met een woordenboek.
In het Nachschlageteil Lesen vind je een lijst van veelvoorkomende examenvragen met hun betekenis. Leer deze lijst uit je hoofd.
Aufgabe 6
Aufgabe 6 Seite 82

Lies folgende Cito-Fragen und notiere die Bedeutung der unterstrichenen Verben und Präpositionen. Benutze wenn nötig ein Wörterbuch.
Aufgabe 7
Aufgabe 7 Seite 83

Übersetze folgende Cito-Fragen ins Niederländische.

Slide 6 - Slide

Strukturwörter
Was sind Strukturwörter?
Vragen over de functies en verbanden van zinnen en alinea’s zijn altijd in het Duits gestelde meerkeuzevragen. Voor het beantwoorden van dit soort vragen is het essentieel dat je de precieze betekenis van elk antwoord kent. Zorg dus dat je de betekenis van de belangrijkste structuurwoorden uit je hoofd kent.
Aufgabe 8
Aufgabe 8 Seite 83

Kombiniere die Wörter.
Aufgabe 9
Aufgabe 9 Seite 83

Übersetze folgende Cito-Fragen und Antworten. Benutze eventuell ein Wörterbuch.
Tipp
In het Nachschlageteil Lesen vind je een lijst van structuurwoorden met hun betekenis. Leer deze lijst uit je hoofd en oefen de woorden met Slim Stampen.

Slide 7 - Slide

Wertende Begriffe
Welche wertende Begriffe kennst du schon?

Slide 8 - Slide

Was hast du heute gelernt?

Slide 9 - Mind map

Was machen wir nächstes Mal?

Wortschatz
Examenidioom 9 und 11

Slide 10 - Slide

Wertende Begriffe
Was sind wertende Begriffe?
Veel meerkeuzevragen kun je beantwoorden als je weet of de strekking van het tekstgedeelte positief of negatief is. Dit is snel af te leiden uit de woorden die gebruikt worden. Zie je woorden met een negatieve lading, zoals befürchten, Irrtum of scheitern, dan is de strekking van het fragment zeer waarschijnlijk negatief. En dat geldt andersom evenzo voor woorden met een positieve lading.
Aufgabe 10
Aufgabe 10 Seite 84

Sieh dir folgende Wörter an und ordne sie in zwei Kategorien ein: negativ und positiv.
Aufgabe 11
Aufgabe 11 Seite 84

Sieh dir Examentekst 2 an und beantworte die Fragen. Suche zuerst wertende Begriffe im Text und notiere sie. Sind sie positiv oder negativ? Welche Antworten scheiden dadurch schon aus?
Tipp
In het Nachschlageteil Lesen vind je lijsten met waarderingswoorden en hun betekenis. Leer deze lijsten uit je hoofd.

Slide 11 - Slide