Werken op de administratie deel 2

Bij een factuur IF gebruik je altijd de rekening:
A
100 Kas
B
140 Crediteuren
C
100 Kas of 140 Crediteuren
1 / 17
next
Slide 1: Quiz
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bij een factuur IF gebruik je altijd de rekening:
A
100 Kas
B
140 Crediteuren
C
100 Kas of 140 Crediteuren

Slide 1 - Quiz

Welke rekeningen heb je nodig bij een factuur voor de glazenwasser
A
100 Kas 180 Te vorderen BTW 442 schoonmaakkosten
B
140 Crediteuren 180 Te vorderen BTW 442 schoonmaakkosten
C
100 Kas 180 Te vorderen BTW 002 Inventaris
D
140 Crediteuren 180 Te vorderen BTW 002 Inventaris

Slide 2 - Quiz

Wat hoort bij het ondersteunende proces
A
Manager administratie
B
Marketingafdeling
C
Inkoper
D
Schoonmaker

Slide 3 - Quiz

Pakbon
Orderbevestiging
Vrachtbrief
Bestelformulier
Magazijnopdrachtenbon
Factuur
1
2
3
4
6
5

Slide 4 - Drag question

Op welk document(en) staan bedragen
A
Factuur
B
Orderbevestiging
C
Factuur en Orderbevestiging
D
Pakbon en Factuur

Slide 5 - Quiz

Wat staat er niet op een Z-bon
A
Omzet incl. btw
B
Omzet excl. btw
C
Btw bedrag
D
Datum

Slide 6 - Quiz

Een verkoopfactuur wordt geboekt op rekening
A
100 Kas
B
110 Bank
C
130 Debiteuren
D
140 Crediteuren

Slide 7 - Quiz

Hoe heet het verschil tussen de rekening 840 opbrengst verkopen en 800 inkoopwaarde verkopen?
A
Bedrijfskosten
B
Brutowinst
C
Nettowinst
D
Kostprijs

Slide 8 - Quiz

Bij de verkoop heb je te maken met de verkoopprijs, maar ook met de inkoopprijs. Op welke rekeningen zie je de inkoopprijs
A
800 Inkoopwaarde verkopen 700 Voorraad goederen
B
840 Opbrengst verkopen 700 Voorraad goederen
C
800 Inkoopwaarde verkopen 840 Opbrengst verkopen
D
840 Opbrengst verkopen 002 Inventaris

Slide 9 - Quiz

Je ontvangt geld per bank van een
A
Debiteur
B
Crediteur

Slide 10 - Quiz

De afkorting DPM staat voor
A
Duurzaam Productie Moment
B
Duurzaam ProductieMiddel
C
Duur ProductieMiddel
D
Duur Product Materiaal

Slide 11 - Quiz

Wat is GEEN kostenpost bij een DPM?
A
Afschrijvingskosten
B
Rentekosten
C
Onderhoudskosten
D
Opslagkosten

Slide 12 - Quiz

Bedrijfskosten hebben invloed op de
A
Omzet
B
Inkoopwaarde
C
Brutowinst
D
Nettowinst

Slide 13 - Quiz

De BTW die je van de belastingdienst terugkrijgt.
De BTW die je aan de belastingdienst moet geven
Te betalen BTW
Te vorderen BTW

Slide 14 - Drag question

Een persoon of bedrijf van wie je nog geld krijgt
Een persoon of bedrijf aan wie je nog geld moet betalen
Debiteuren
Crediteuren

Slide 15 - Drag question

Wat is een voorbeeld van een hulprekening van het Eigen Vermogen
A
002 Inventaris
B
130 Debiteuren
C
700 Voorraad Goederen
D
840 Opbrengst Verkopen

Slide 16 - Quiz

Wanneer je € 250,- afschrijft op de inventaris dan
A
- € 250,- Inventaris - € 250,- Eigen Vermogen
B
- € 250,- Inventaris + € 250,- Eigen Vermogen
C
+ € 250,- Inventaris - € 250,- Eigen Vermogen
D
+ € 250,- Inventaris + € 250,- Eigen Vermogen

Slide 17 - Quiz