Woordenschat in Context Talent Max 2A vmbo-kgt 3.5

Woordenschat in Context
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Woordenschat in Context

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen de leerlingen de gegeven woorden in de juiste context plaatsen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over de betekenis van deze Nederlandse woorden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Aanstekelijk
A
Vrolijke muziek kan erg aanstekelijk zijn
B
De boodschappen bij de supermarkt zijn aanstekelijk
C
Verdwalen is aanstekelijk
D
Corona is een aanstekelijke ziekte

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Aanstekelijk
Een vrolijk deuntje kan heel aanstekelijk zijn.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

De competitie
A
Hij vroeg aan haar: 'Wil je met mij een competitie?'
B
Tijdens de sportdag was de competitie erg spannend.
C
Competitie met yoghurt en banaan is een lekker dessert
D
Ik vind in de bibliotheek een competitie

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

De competitie
Tijdens de sportdag was de competitie tussen de klassen erg spannend.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

constateren
A
Om op de universiteit te komen, moest zij dagelijks constateren.
B
Constateerde staat in mijn spotify-lijst
C
Hij constateerde tegen zijn ouders dat hij op tijd thuis zou zijn.
D
De dokter onderzocht me en constateerde dat ik gezond was.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Constateren
Na onderzoek constateerde de dokter dat de patiënt gezond was.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

het exemplaar
A
exemplaar is het Griekse woord voor schaar.
B
Een spoorwissel is een exemplaar.
C
Elke student kreeg een exemplaar van het boek.
D
Deze telefoon is een exemplaar.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Het exemplaar
Elke student kreeg een exemplaar van het boek.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


A
Om 12 uur 's nachts was het geconcentreerd.
B
Tijdens de toets was Iedereen was geconcentreerd aan het werk.
C
Het zwembad was geconcentreerd.
D
Toen hij niet oplette, was hij geconcentreerd.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Geconcentreerd
Tijdens de toets was iedereen geconcentreerd aan het werk.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

gemiddeld
A
Hij houdt haar gemiddeld vast bij haar arm.
B
7 plus 1 is gemiddeld 5.
C
Het gemiddelde cijfer was een 7,5.
D
Gemiddeld is hetzelfde als niemand.

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Gemiddeld
Het gemiddelde van de cijfers was een 7.5.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

gewild
A
Ik heb mijn moeder graag gewild.
B
De nieuwe game was erg gewild onder leerlingen.
C
Hij gebruikte gewild op het schoolplein.
D
Met Kerst eten mensen rode kool met gewild.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Gewild
De nieuwe game was erg gewild onder de leerlingen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

de hilariteit
A
Toen de docent een grap maakte, was de hilariteit groot.
B
Tot het jaar 1050 spreek je van de hilariteit.
C
De hilariteit was saai, want niemand lachte.
D
Het hormoon hilariteit zorgt voor geslachtsverandering.

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

De hilariteit
De hilariteit was groot toen de leerkracht een grap maakte.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De identiteit
A
identiteit en hilariteit is ongeveer hetzelfde.
B
De vechtsport identiteit is uitgevonden in Japan.
C
Het is belangrijk om je eigen identiteit te ontdekken.
D
De hoogste identiteit is minister-president.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

De identiteit
Het is belangrijk om je eigen identiteit te ontdekken.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.