1HV_Chapitre 2_ABCD_WP2324

Programme
Chapitre 2: Introduction
Bron A, écouter: Bienvenue à Saint-Tropez
Bron B, lire: un diner en l'air
Schooltv: La baguette


1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Programme
Chapitre 2: Introduction
Bron A, écouter: Bienvenue à Saint-Tropez
Bron B, lire: un diner en l'air
Schooltv: La baguette


Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Chapitre 2



  • Ik kan iets bestellen en iets kopen.
  • Ik ken woorden die te maken hebben met eten en drinken.
  • Ik ken de getallen tot en met 100.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Buts
  • Ik weet waar hoofdstuk 2 over gaat.
  • Ik begrijp een filmpje over Franse eetgewoonte.
  • Ik kan een gesprek op een terras verstaan en voeren
  • Ik kan een Franse menukaart begrijpen.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Introduction p. 60-61
  • Exercice 1 abc

  • 2c. Schrijf de woorden uit de film onder de juiste plaatjes.
  • Tip: de woorden staan ook bij 2a.

  • Les nombres: exercices 3

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Ecoutez!
p. 63

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

ex. 9

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Un diner en l'air (p. 67)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Video

This item has no instructions

D. Grammaire p. 72

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Grammaire D: ER werkwoorden
préférer
détester
adorer
arriver
téléphoner
manger
préparer
aider
chercher
trouver
regarder
aimer
acheter
demander
parler
jouer
En nog veel meer....

Slide 13 - Slide

Welke er-werkwoorden kennen we allemaal. Noteer ze op het bord met vertaling. Leerlingen nemen over.
Vervoegen?

Uitgangen?

Hoe dan?
je = ik
tu = jij
il = hij   /  elle = zij
nous = wij
vous = jullie (of u)
ils / elles = zij


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

De stam
De stam maak je door -ER van het hele werkwoord  af te halen. Achter de stam komen de uitgangen.

Bijvoorbeeld:
détester > détest
parler > parl
manger > mang

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Exemple!
ik kijk          = je regarde
jij kijkt         = tu regardes
hij/zij kijkt = il/elle regarde

wij kijken      = nous regardons
jullie kijken = vous regardez
zij kijken       = ils/elles regardent

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Nu jij!
Vervoeg het werkwoord: houden van = aimer

  • j'aime
  • tu aimes
  • il/elle aime
  • nous aimons
  • vous aimez
  • ils/elles aiment

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Ezelsbruggetje

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Weektaak
Maak:
  • Paragraaf B: 9 + 10 + 11 + 12a
  • Paragraaf D: 16 + 17 + 18 + 19
NAKIJKEN VIA SPELO.
Leer:
  • Vocabulaire A + B p. 92
  • Grammaire D p. 95
Hou het leerwerk direct goed bij!
De toets van Chapitre 2 is al in week 50 (over 4 weken)!

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Link

This item has no instructions

Apprends!

Vocabulaire A + B (p. 92)
Comment?

  • Slim stampen
  • WRTS
  • Quizlet
  • Overschrijven
  • flitskaartjes maken
  • Mindmap
  • Plaatjes tekenen
timer
15:00

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Link

This item has no instructions

Phrases-clés C
Grandes Lignes en ligne
Chapitre 2
C. Phrases-clés
Exercice 13 abc

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Tu préfères quoi?

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Tu préfères quoi?

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Tu préfères quoi?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Phrases-clés: à un terrasse

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Parlez et travaillez à deux
Exercice 14 + 15
Hardop oefenen!


Fini? Apprends: voca A + B + Phrases-clés C (p. 92-94)

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Traduis!
ik heb
wij hebben
jullie hebben
zij heeft
jij hebt

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

  avoir
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                     avons
                          ont
                             ai
                        avez
                            as
                              a

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

Traduis: ik heb een broer

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Traduis: wij hebben een zwembad

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Traduis: Sophie heeft een hond

Slide 36 - Open question

This item has no instructions

Traduis: jullie hebben een vis

Slide 37 - Open question

This item has no instructions