Herhalen, werkles 1 t/m 4

Werkles paragraaf 1 tot en met 4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Werkles paragraaf 1 tot en met 4

Slide 1 - Slide

Oefenen met paragraaf 1 tot en met 4

Slide 2 - Slide

Wat is de naam van onderdeel 1?
A
Heiligbeen
B
Sleutelbeen
C
schouderbeen
D
spaakbeen

Slide 3 - Quiz

De hersenen liggen in de schedel.

Over welke functie van het skelet gaat deze zin?
A
bescherming geven
B
beweging mogelijk maken
C
stevigheid geven
D
vorm geven

Slide 4 - Quiz

Aan elke wervel zitten uitsteeksels, waaraan rugspieren vast.
Met welke functie heeft dit te maken?
A
bescherming geven
B
beweging mogelijk maken
C
stevigheid geven
D
vorm geven

Slide 5 - Quiz

Wat is de functie van roodbeenmerg?
A
bloedcellen vormen
B
opslaan vet
C
stevigheid geven
D
vormgeven van het lichaam

Slide 6 - Quiz

In de afbeelding is een lengtedoorsnede van een bot schematisch getekend.

Wat is met deel 2 aangegeven?
A
kraakbeen
B
roodbeenmerg
C
mergholte

Slide 7 - Quiz

In de afbeelding zie je kraakbeenweefsel getekend.

Wordt met P een cel aangegeven?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

In welk type weefsel komen kanaaltjes met bloedvaten voor?
A
In beenweefsel
B
In kraakbeenweefsel

Slide 9 - Quiz

Hoe kun je een bot buigzaam maken?
A
Door het bot in de koelkast te leggen
B
door het bot in een zoutzuur oplossing te leggen
C
door het bot in te smeren met lijmstof
D
door het bot te verhitten

Slide 10 - Quiz

Bekijk de afbeelding.

Welk soort beenverbinding is getekend bij nummer 3?
A
door een gewricht
B
Door een naad
C
vergroeid
D
door kraakbeen

Slide 11 - Quiz

Bij welke verbinding zijn twee of meer beenderen één geheel geworden?
A
door een gewricht
B
Door een naad
C
vergroeit
D
door kraakbeen

Slide 12 - Quiz

Bij welke twee verbindingen is geen beweging mogelijk? Kies er 1
A
door een gewricht
B
Door een naad
C
vergroeit
D
door kraakbeen

Slide 13 - Quiz

Wat word met nummer 3 aangegeven
A
beenweefsel
B
gewrichtssmeer
C
kraakbeenweefsel

Slide 14 - Quiz

Met welk nummer is de spiervezel aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 15 - Quiz

Met welk nummer is de spierbundel aangegeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 16 - Quiz

Twee leerlingen geven een definitie van antagonisten.
Raoul zegt dat antagonisten spieren zijn die elkaars werking versterken.
Soumia zegt dat antagonisten spieren zijn waarvan het samentrekken een tegengesteld effect heeft.
A
Alleen Raoul
B
Alleen Soumia
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 17 - Quiz

In de afbeelding zie je een rechterarm met beenderen, spieren, pezen en een zenuw. De twee afgebeelde spieren vormen samen de biceps.

Kun je de arm buigen met de biceps? En kun je de arm strekken met de biceps?
A
Niet buigen en niet strekken
B
Niet buigen en wel streken
C
zowel buigen en strekken
D
wel buigen en niet strekken

Slide 18 - Quiz

In de afbeelding zijn de beenderen en enkele spieren in de achterpoot van een kikker schematisch getekend. De kikkerpoot is in een bepaalde houding getekend.

Welke spieren zijn samengetrokken in deze houding?
A
1 en 2
B
1 en 4
C
2 en 3
D
2 en 4

Slide 19 - Quiz

Werktijd
Maak paragraaf 1,2,3 en 4 af
Klaar ->
Kies hier 4 verschillende oefentoetsjes van paragraaf 1 tot en met 4 en maak deze

Slide 20 - Slide