Les 7

1 / 51
next
Slide 1: Slide
Houden van dierenMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesplan
  • Herhaling
  • Herhaling
  • Herhaling
  • Herhaling praktijk 

Slide 2 - Slide

Les 1, ordenen
  • 4 groepen: dierenrijk, plantenrijk, schimmelrijk & bacterierijk
Dier heeft 8 afdelingen:
  • Eencellige dieren, holtedieren, weekdieren, geleedpotigen
  • Stekelhuidigen, sponzen, gewervelde dieren, wormen
  • Warmbloedig & koudbloedig
Opgedeeld door 4 kenmerken:
  • Huidkenmerken, lichaamstemperatuur, ademhalingsorgaan & milieu

Slide 3 - Slide

Koudbloedig
Koudbloedig
Warmbloedig
Warmbloedig

Slide 4 - Drag question

In welke 4 rijken worden de levende wezens ingedeeld?
A
Dieren, planten, bacteriën, schimmels
B
Dieren, bacteriën, schimmels, vogels
C
Dieren, planten, bomen, schimmels
D
Dieren, bacteriën, schimmels, vissen

Slide 5 - Quiz

Vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren behoren tot de ...
A
Geleedpotigen
B
Eencellige dieren
C
Holtedieren
D
Gewervelde dieren

Slide 6 - Quiz

Les 2, diersoorten & rassen
  • Bastaard & hybride dieren 
  • Variëteit & typen
Honden:
  • Chihuahua, Langharige Border collie, labrador, Duitse herder
Schapen:
  • Zwartbles, Texelaar, Nederlands bont schaap, ouessant
Koeien:
  • Holstein Friesian, Belgisch blauwe, Jersey koeien, Schotse hooglander
Paarden:
  • Shetlandpony, Fries, KWPN'er, tinker

Slide 7 - Slide

Diersoort
Ras
Teckel
Shetlandpony
Gans
Kip

Slide 8 - Drag question

Duitse herder x Noorse boskat
A
Bastaard
B
Hybride

Slide 9 - Quiz

Toggenburger geit x Nederlandse bonte geit
A
Bastaard
B
Hybride

Slide 10 - Quiz

Chihuahua
Labrador
Langharige Border collie

Slide 11 - Drag question

Ouessant
Texelaar
Nederlands bont schaap

Slide 12 - Drag question

Belgisch blauwe
Holstein Friesian
Schotse hooglander

Slide 13 - Drag question

KWPN
Tinker
Fries paard

Slide 14 - Drag question

Les 3, soorten, rassen & domesticatie
  • Domesticatie = een dier tam & afhankelijk maken
  • Kan om verschillende redenen
  • Voedsel, werkdieren & gezelschap 

Slide 15 - Slide

Noem een belangrijke raseigenschap van de Duitse herder

Slide 16 - Open question

Les 4, natuurlijke leefomgeving
Natuurlijke leefomgeving = waar het dier voorkomt
  • De leefomstandigheden, milieu en biotoop
Biotische factoren = levende factoren, invloed op omgeving en onderlinge interacties
  • Soortgenoten, voedsel, roofdieren, nestgelegenheid & ziekteverwekkers 
Abiotische factoren = levenloze factoren, invloed op omgeving
  • Licht, regen, lucht, wind, temperatuur, bodem & water

Slide 17 - Slide

Wat is een biotoop?
A
De leefomgeving waar het dier op dat moment leeft
B
De leefomgeving die het beste past bij zijn natuurlijke behoeftes
C
Een ander woord voor natuurlijke leefomgeving
D
De leefomgeving waar het dier eet en drinkt

Slide 18 - Quiz

Wat zijn abiotische factoren?

Slide 19 - Open question

Les 5, Gezelschapsdieren & productiedieren
  • Gezelschapsdieren geven gezelschap
  • Huisdieren, hobby & kinderboerderij
  •  Productiedieren worden gehouden voor geld, bedrijfsmatig
  • Melk, vlees & fokkerij
  • Intensief gehouden dieren, scharreldieren, biologische dieren
Proefdieren
  • Voor wetenschappelijk onderzoek alles geneesmiddelen

Slide 20 - Slide

Waarom zijn er minimum eisen voor het houden van productiedieren?
A
Omdat dit belangrijk is voor het dierwelzijn
B
Omdat de boeren anders te grote stallen bouwen
C
Om de hygiëne te waarborgen
D
Om het dier zich gehoord te laten voelen

Slide 21 - Quiz

Juist of onjuist
'Een gezelschapsdier kan ook een productiedier zijn'
Juist
Onjuist

Slide 22 - Poll

Juist of onjuist
'Proefdieren worden soms ziek gemaakt om te kijken of een medicijn werkt'
Juist
Onjuist

Slide 23 - Poll

Les 6, exterieur
  • Uiterlijk van het dier, alles heeft een functie
 GHROKA
  • Geslacht, Hoogte, Ras, Ouderdom (leeftijd), Kleur, Aftekeningen
  • Uiterlijke kenmerken worden bekeken met shows of keuringen
  • Hier wordt naar de rasstandaard gekeken
  • Trimmen & toileteren

Slide 24 - Slide

Waar staat de O in het ezelsbruggetje GHROKA voor?

Slide 25 - Open question

Waarom is het exterieur van een dier zo belangrijk?
A
Dier is zo gebouwd zodat het goed in zijn omgeving past
B
Jury wil het exterieur beoordelen op keuringen
C
Omdat je een dier dan mooi kan toiletteren
D
Omdat een dier dan niet meer in zijn omgeving past

Slide 26 - Quiz

Les 7, signalement
  • Identificatie: chip, oormerk, paspoort, brandmerk
  • Aftekeningen zijn witte, unieke vlakken
  • Bij veel vlekken is een dier bont 

Slide 27 - Slide

Hoe wordt een productiedier geïdentificeerd?
A
Oormerk
B
Chip
C
Paspoort
D
Brandmerk

Slide 28 - Quiz

Les 8, EHBD
Eigen veiligheid is stap 1
  • Wat is er met je dier? Ademhaling, stop bloeding, verplaatsing, voorkom onderkoeling, dierenarts
Bloedingen
  • Slagaderlijke, aderlijke, haarvat, inwendige en onderhuidse bloedingen
Verwondingen
  • Schaafwonden, snijwonden, scheur- of afscheurwonden, bijt- en steekwonden

Slide 29 - Slide

Wat is je eerste stap bij EHBD?
A
Kijk of het veilig is
B
Verplaats het dier
C
Zorg dat het dier kan ademhalen
D
Stop de bloeding

Slide 30 - Quiz

Bijtwond
Schaafwond

Snijwond

Slide 31 - Drag question

Botbreuken
  • Gesloten & open botbreuken
Vergiftiging
  • Diarree, braken, sloom
  • Dierenarts!
Brandwonden
  • Eerstegraads, tweedegraads, derdegraads 

Slide 32 - Slide

Les 9, gezondheidscontrole
  • Preventieve gezondheidsmaatregelen = voorkomen door vaccinatie
  • Afwijkend gedrag
  • Abnormaal gedrag als minder eten of drinken & minder productie leveren
Gezondheidscontrole:
  •  Huid/vacht/veren (volledig, beestjes)
  • Zintuigen & slijmvliezen
  • Gebit
  • Spijsvertering & mest

Slide 33 - Slide

  • Hoeven, klauwen & nagels
  • Gedrag
  • Beweging
  • Voedingstoestand
 PAT-waardes
  • Pols, Ademfrequentie & Temperatuur

Slide 34 - Slide

Waar staat PAT voor?

Slide 35 - Open question

Wat is geen voorbeeld van ziektepreventie?
A
Ontwormen
B
Hoeven bekappen
C
Temperatuur meten
D
Poot ingipsen

Slide 36 - Quiz

Als een koe plots minder melk geeft dan...
A
Betekent dit dat ze helemaal gezond is
B
Ze ziek is
C
Ze even geen zin heeft om melk te geven
D
Ze haar winter stop heeft

Slide 37 - Quiz

Les 10, voer & water
  • Water = onmisbaar
  • Nodig voor productie & reiniging
  • Verschilt per diersoort hoeveel het is

Voersoorten
  • Volledig & onvolledig
  • Voedseldieren
  • Hoeveelheid voer 

Slide 38 - Slide

Wat is het verschil tussen volledig en onvolledig voer?

Slide 39 - Open question

Een cavia weegt 1.4 kilo. Hij heeft 18 mg vitamine C per KG lichaamgewicht. Hoeveel moet deze cavia krijgen per dag? Schrijf je berekening op

Slide 40 - Open question

Les 11, persoonlijke hygiëne
  • Ziektes vanaf dieren, zoönoses
 Basisregels
  • Lange haren vast, handen wassen voor & na werkzaamheden, korte nagels, geen sieraden, werkkleding & schoenen
  • Hoe meer dieren, hoe hoger de kans op ziektes (meer smetstof)
  • Quarantaine
  • Bij overlijden dierenbegraafplaats, in de tuin of rendac
  • Preventief ruimen

Slide 41 - Slide

Waarom kan een dier preventief geruimd worden?
A
Omdat het dier oud is
B
Omdat er in de omgeving/ in de stal dieren ziek zijn met een besmettelijk ziekte
C
Omdat de dieren worden mishandeld
D
Omdat de boer stopt met het bedrijf

Slide 42 - Quiz

Wat is een zoönose?

Slide 43 - Open question

  • Ziektes kunnen besmettelijk & onbesmettelijk zijn
  • Afhankelijk van ras, leeftijd, geslacht & aangeboren zwakte
  • Slecht klimaat, overbezetting, vergiftiging, verwonding of onvoldoende schoon drinkwater
 Bacteriën
  • Salmonella, tetanus, longontsteking of paratuberculose
Virussen
  • Geen medicijnen, griep, mond & klauwzeer en vogelgriep
Parasieten
  • Vlooien, wormen & bloedmijt

Slide 44 - Slide

Les 12, reinigen & ontsmetten
Reinigen = verwijderen van organisch materiaal
  • Uitmesten & dan reinigen
  • 75% schoon
Ontsmetten = doden van ziektekiemen
  • Ontsmettingsbakken, bleekwater & leegstand
Hygiënische werkomgeving
  • Materiaal & omgeving, schoonmaken & opruimen, gezond & beter in te werken

Slide 45 - Slide

Wat is het verschil tussen bekappen en knippen?

Slide 46 - Open question

Les 13, Voet en vachtverzorging
  •  3 types viervoeters: zoolganger, teenganger & topganger
  • Zoolganger: hele voet raakt de grond, niet snel, beren & apen
  • Teengangers: kootjes raken de grond, lange poten, hard rennen, honden & tijgers
  • Topgangers: toppen & vingers raken de grond, hoeven, paarden & planteneters
  • Verzorging:
  • In het wild, knippen, bekappen
  • Levend = roze, dood = wit, Bij onzekerheid minder weghalen
  • Gebitsverzorging

Slide 47 - Slide


Teenganger

Zoolganger
Topganger

Slide 48 - Drag question

Wat is het verschil tussen bekappen en knippen?

Slide 49 - Open question

Les 14, vachtverzorging
  • Vacht = behaarde huid, ondervacht & dekvacht
  • Ondervacht = onder & wollig
  • Dekvacht = bovenlaag, langer, waterafstotend
  • Zomer & wintervacht
  • Vachtsoorten:
  • Stokhaar, gladhaar of korthaar, ruwhaar, langhaar
  • Halflang, lang stokhaar, krulhaar, vilthaar

Slide 50 - Slide

Wat heeft de natuurlijke leefomgeving te maken met de vacht van het dier?

Slide 51 - Open question