Nederlands 1KA

Nederlands 
1KA

1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands 
1KA

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- 10 minuten lezen 
- Moeilijke woorden
- Herhalen paragraaf 1 en 2
- Spelling paragraaf 3 en 4
- Tijd over: Blooket
 

Aan het eind van de les: 
- Hebben we gelezen
- Weet je wanneer je d/t gebruikt 
- Kan je 







Slide 2 - Slide

timer
10:00
Moeilijke woorden schrijf je op in je schrift!

Slide 3 - Slide

Hoofdletters
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter.
  • Namen schrijf je ook met een hoofdletter 
  • Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.


  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.

Slide 4 - Slide

Leestekens
Leestekens verbeteren de leesbaarheid van teksten.

Er zijn veel verschillende leestekens.

Slide 5 - Slide

Leestekens
Leestekengebruik is belangrijk! Het zorgt ervoor dat je tekst soepel leest.

Slide 6 - Slide

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 7 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 8 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 9 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 10 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Stationsstraat
B
stationsstraat

Slide 11 - Quiz

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 12 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Volkskrant
B
volkskrant

Slide 13 - Quiz



Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 14 - Quiz

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 15 - Quiz

Wat zijn leestekens?
A
Punt, vraagteken, komma en uitroepteken
B
Hoofdletters
C
Woorden
D
Gezegden

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Dat, heb je goed gedaan Saartje.
B
Dat heb je, goed gedaan Saartje.
C
Dat heb je goed gedaan Saartje.
D
Dat heb je goed gedaan, Saartje.

Slide 17 - Quiz

D of T
Eindigt dit woord nu met een 'd' of een 't'? 

Hier kan je achter komen door een verlengproef  uit te voeren. Hierdoor weet je hoe je het woord moet schrijven.

Olifant -> Olifanten 
Tand    ->  Tanden 
Rood   ->   Rode



Slide 18 - Slide

Kan je zelf voorbeelden noemen?

Slide 19 - Mind map

Aan de slag


Je gaat bezig met de opdrachten van
Paragraaf 3. 

Dit doe je online!









timer
10:00

Slide 20 - Slide

Maandag








Paragraaf 3 is online af!

Slide 21 - Slide