schrijven over je hobby's m2

ma passion
1 / 52
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 52 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

ma passion

Slide 1 - Slide

wie wil voetballen?
A
tu veux faire du foot?
B
qui veut faire du foot?

Slide 2 - Quiz

noem een hobby
en français!

Slide 3 - Mind map

hoe zeg je 'mijn hobby is winkelen'?
=

Slide 4 - Open question

we willen maken 2 teams =
A
nous faisons 2 équipes
B
nous voulons faire 2 équipes
C
je veux faire 2 équipes
D
tu fais 2 équipes

Slide 5 - Quiz

wij willen maken =

Slide 6 - Mind map

Qui va répondre?
la personne van het rad 
5 autres personnes die hij/zij kiest!

Slide 7 - Slide

ik hou van + een hobby =

Slide 8 - Open question

ik heb een wedstrijd op zaterdag =
A
je veux un match dimanche
B
je suis un match dimanche
C
j'ai un match samedi
D
il y a un match samedi

Slide 9 - Quiz

hoe zeg je
'mijn hobby is...'?

Slide 10 - Mind map

vendredi
une passion
je suis
je fais
un match
samedi
dimanche
un tournoi
j'ai
ik heb een wedstrijd zaterdag

Slide 11 - Drag question

onthoud: de woordvolgorde =
onderwerp 
+
alle ww bij elkaar
rest vd zin

Slide 12 - Slide

zet in de juiste volgorde:

m'inscrire - de foot - au match - je voudrais

Slide 13 - Open question

zet in de juiste volgorde:

participer - de rugby - au match - il veut

Slide 14 - Open question

neem deze aantekening over:
ik hou van Netflix kijken = j'aime regarder Netflix

ik hou van sporten = j'aime faire du sport

ik hou van koken = j'aime faire la cuisine

Slide 15 - Slide

een beginner =
A
bonne chance
B
un expert
C
un débutant
D
une équipe

Slide 16 - Quiz

ik wil meedoen =
A
je participe
B
je suis participer
C
j'ai participé
D
je voudrais participer

Slide 17 - Quiz

hoe vraag je
'wil je ook meedoen?'

Slide 18 - Mind map

zet in de juiste volgorde:

participer - au match - de foot - je préfère

Slide 19 - Open question

zet in de juiste volgorde:

un tournoi - il a - samedi

Slide 20 - Open question

Qui va répondre?

Slide 21 - Slide

hoe zeg je
'ik ben beginner'?

Slide 22 - Mind map

neem deze aantekening over:
ik speel twee x per week = je joue deux fois par semaine

drie x per dag = trois fois par jour

Slide 23 - Slide

1 x per week =
A
une fois par jour
B
une fois par semaine
C
une fois par an
D
une fois par mois

Slide 24 - Quiz

ik train 2x per week =

Slide 25 - Mind map

hoe zeg je dat je van sporten houdt?

Slide 26 - Open question

Qui va répondre?
la personne van het rad 
5 autres personnes die hij/zij kiest!

Slide 27 - Slide

één keer per... =

Slide 28 - Mind map

per week =

Slide 29 - Mind map

ik schrijf me in!
A
je m'inscris
B
je participe
C
je fais du foot
D
je regarde un film

Slide 30 - Quiz

hou je van voetballen?
A
tu détestes le foot?
B
tu aimes le foot?
C
tu aimes faire du foot?
D
je n'aime pas le foot

Slide 31 - Quiz

Qui va répondre?

Slide 32 - Slide

twee keer per week =

Slide 33 - Open question

en jij? =

Slide 34 - Mind map

débutant
suis
je
au tournoi
veux
participer
je
aimes
le hockey
Tu
C'
est
vraiment mon truc
préfère
jouer 
Je 
au foot
onderwerp
(alle') 
werk- 
woord(en)
rest 
van de
zin

Slide 35 - Drag question

Ik schrijf me in voor het toernooi
A
je m'inscris pour tournoi
B
je m'inscris pour le tournoi

Slide 36 - Quiz

ik schrijf me in =

Slide 37 - Open question

neem deze aantekening over
ik train één x per week 
en jij?
je m'entraîne une fois par semaine
et toi?

Slide 38 - Slide

ik train vaak =
A
s'entrainer souvent
B
je m'entraine souvent
C
tu t'entraines souvent
D
il s'entraine souvent

Slide 39 - Quiz

vaak =
A
parfois
B
une fois
C
toujours
D
souvent

Slide 40 - Quiz

Qui va répondre?

Slide 41 - Slide

hoe zeg je 'ik train'?

Slide 42 - Mind map

zet in de juiste volgorde:

trois - fois - je fais du sport - par semaine

Slide 43 - Open question

Qui va répondre?

Slide 44 - Slide

zeg
'ik train 2x per week'

Slide 45 - Mind map

j'aime ..... Netflix
A
écouter
B
parler
C
regarder
D
acheter

Slide 46 - Quiz

ik heb liever =
A
tu préfères
B
je préfère
C
tu adores
D
j'adore

Slide 47 - Quiz

zeg
'ik train 2x per week'

Slide 48 - Mind map

Qui va répondre?

Slide 49 - Slide

ik hou van hockey!

Slide 50 - Mind map

en jij?

Slide 51 - Mind map

Dat vind ik leuk!
A
cela m'intéresse
B
c'est nul
C
ça m'intéresse
D
c'est ennuyeux

Slide 52 - Quiz