Een samengestelde zin bestaat uit meerdere zinnen. In die zin zit minimaal één hoofdzin. De belangrijkste zin van de samengestelde zin. In een samengestelde zin kunnen er meerdere hoofdzinnen zitten. Een zin met
twee hoofdzinnen noemen we een
nevenschikkende zin.
Kenmerk van een hoofdzin:
1. Persoonsvorm + onderwerp staan ALTIJD naast elkaar.
Ik loop naar school //en //mijn tas wordt gestolen.
2. De werkwoorden in een hoofdzin kunnen los van elkaar staan.
Ik kom vanavond kijken naar je optreden.