LES 7 WEEK 43 Bron chap. 2 Bron A + H (ww. op -ir)

1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 160 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

STARTKLAAR
- ga rustig op je vaste plek zitten.
- doe je jas uit.
- pak je etui en je boek.
- doe je tas op de grond.
- doe je telefoon in het ZAKKIE en doe je zakkie in je TAS.
- als de timer is afgelopen, stop je met praten en begint de les.


timer
3:00

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  1. T2 Ik kan een kort gesprek voeren over mijn vriend(in)
  2. T2 Ik kan een kort gesprek over mijn vrije tijd voeren.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 3 - Slide

vorige les

Slide 4 - Mind map

Leerdoelen
  1. T2 Ik kan een gesprek over vrije tijd begrijpen.
  2. T1 Ik kan een regelmatig werkwoord dat op -ir eindigt gebruiken in de présent en in de passé composé.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 5 - Slide

Instructie 
Chapitre 2
Bron A
ex. 5a, 6abc
Chapitre 2
Bron H
ex. 29abcd, 30abc


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

blz. 58

Slide 8 - Slide

blz. 59
Chap. 2 Bron A ex. 5a

Slide 9 - Slide

blz. 86
Chap 2: Bron A

Slide 10 - Slide

blz. 60
Gebruik vocabulaire A

Slide 11 - Slide

blz. 60
Vocabulaire A: Bekijk de plaatjes en plaats de goede activiteit onder het plaatje. 

Slide 12 - Slide

blz. 60

Slide 13 - Slide

blz. 82

Slide 14 - Slide

Instructie 

Chapitre 2
Bron H
ex. 29abcd, 30abc


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Regelmatige werkwoorden
op -er



op -re

Slide 17 - Slide

stam = het werkwoord zonder er /re

donner = donn
aimer = aim
chanter = chant
vendre = vend
rendre = rend
confondre = confon
Uitgang = de letters die je achter de stam toevoegt als je een werkwoord gaat gebruiken


er

je + e
tu + es
il / elle / on + e

nous + ons
vous + ez
ils / elles +ent
re

je + s
tu + s
il / elle / on + -

nous + ons
vous + ez
ils / elles +ent

Slide 18 - Slide

Regelmatige werkwoorden


-ir
ir

je +is
tu + is
il /elle / on +it
nous + issons
vous + issez
ils / elles + issent

passé composé: i

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

blz. 83

Slide 22 - Slide

blz. 83

Slide 23 - Slide

blz. 84
Chap. 2 Bron H: ex 30b

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide