les 13 (lidwoorden)

  • Doen: Schrijf ten minste vijf zelfstandig naamwoorden op die je al hebt geleerd en die je kunt terugzien op de foto. Schrijf ook het goede lidwoord op!
  • Met wie? Alleen werken
  • Tijd: 2 minuten
  • Hulpmiddelen: Kennis die je al hebt
1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

  • Doen: Schrijf ten minste vijf zelfstandig naamwoorden op die je al hebt geleerd en die je kunt terugzien op de foto. Schrijf ook het goede lidwoord op!
  • Met wie? Alleen werken
  • Tijd: 2 minuten
  • Hulpmiddelen: Kennis die je al hebt

Slide 1 - Slide

Lernziele
  • Je kunt het geslacht van zelfstandige naamwoorden bepalen.
  • Je kunt de bepaalde als ook de onbepaalde lidwoorden toepassen.

  • Je kunt informaties uithalen over de persoonlijke gegevens van de mensen uit de tekst 'Brieffreunde gesucht!'.

Slide 2 - Slide

Het bepaalde lidwoord
Nederlands: 
enkelvoud = de / het 
meervoud = de 
Duits: 
enkelvoud: der / diedas
meervoud: die

Slide 3 - Slide

Het bepaalde lidwoord
  • der -> mannelijk
  • die -> vrouwelijk
  • das -> onzijdig

Slide 4 - Slide

Het bepaalde lidwoord
  • Mannelijke personen en dieren:
der Mann, der Opa, der Stier, der Niederländer

  • Vrouwelijke personen en dieren:
die Frau, die Oma, die Kuh, die Niederländerin

  • De meeste zaaknamen (dingen) die eindigen op -e:
die Adresse, die Toilette, die Schule, die Lampe

Slide 5 - Slide

Het bepaalde lidwoord
Veel het-woorden in het Nederlands zijn in het Duits das-woorden:

  • das Pferd, das Fenster, das Lied, das Spiel, das Mädchen, das Kind
  • het paard, het raam, het lied, het spel, het meisje, het kind

Slide 6 - Slide

bepaald lidwoord, 1e naamval


Der Mann ist müde.
Die Frau kennt Peter.
Das Lied ist schön.

Die Leute sind motiviert.
persoonlijk voornaamwoord, 1e naamval

Er ist müde.
Sie kennt Peter.
Es ist schön.

Sie sind motiviert.

Slide 7 - Slide

bepaald lidwoord, 1e naamval


Der Mann ist müde.
Die Frau kennt Peter.
Das Lied ist schön.

Die Leute sind motiviert.
persoonlijk voornaamwoord, 1e naamval

Er ist müde.
Sie kennt Peter.
Es ist schön.

Sie sind motiviert.

Slide 8 - Slide

Opdracht
  • Doen: Arbeitsbuch, Seite 35, Aufgaben 42+43
  • Tijd: 10 Minuten
  • Met wie? Je mag fluisteren en overleggen met je buurman/buurvrouw
  • Hulp: Lernliste von Kapitel 1
  • Klaar? Lees al de tekst op blz. 17 in het tekstboek een paar keer goed door en probeer te begrijpen waarover het gaat.
timer
10:00

Slide 9 - Slide

Het onbepaalde lidwoord + geen
  • Nederlands: een / geen
--> de man, een man, geen man
--> de vrouw, een vrouw, geen vrouw
--> het lied, een lied, geen lied
--> het meisje, een meisje, geen meisje

  • Duits: ein/e, kein/e

Slide 10 - Slide

mannelijk, onzijdig

der Mann 
-> ein Mann / kein Mann

das Fenster
-> ein Fenster / kein Fenster

vrouwelijk, meervoud

Slide 11 - Slide

mannelijk, onzijdig

der Mann 
-> ein Mann / kein Mann

das Fenster
-> ein Fenster / kein Fenster

vrouwelijk, meervoud

die Frau
-> eine Frau / keine Frau

die Menschen
-> keine Menschen

Slide 12 - Slide

Opdracht
Doen: Ga nog eens langs de opdrachten 42 en 43. Vul voor elk zelfstandig naamwoord "ein/e" en "kein/e" in.
Voorbeeld
1. das Buch -> ein Buch / kein Buch
2. die Kiste -> ...
Tijd: 5 Minuten
Klaar? Lees al de tekst op blz. 17 in het tekstboek een paar keer goed door en probeer te begrijpen waarover het gaat.
timer
5:00

Slide 13 - Slide

Opdracht
Doen: Arbeitsbuch, Seite 33-34, Aufgabe 40 a-d
Tijd: 12 Minuten
Met wie? Alleen -> Stiltewerk
Hulp: Tekst blz. 17, Lernliste in het werkboek
Klaar? Zoek in de tekst nog andere zelfstandig naamwoorden en probeer het geslacht en dus het goede lidwoord te bepalen!
timer
12:00

Slide 14 - Slide

Heute...
hast du die bestimmten Artikel (der/die/das/die) gelernt.
hast du die unbestimmten Artikel (ein-e/kein-e) gelernt.

hast du das Leseverstehen geübt.

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Werkboek, blz. 34, opdracht 41
Werkboek, blz. 36, opdracht 44

Niet in het boek onderstrepen! De woorden schrijf je over in je schrift.

Slide 16 - Slide