Logistiek H6 | Hoeveel artikelen houd ik op voorraad?

Planning
  • Herhaling hoofdstuk 6
  • Voorraadkaarten opdracht teams
1 / 40
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3,4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning
  • Herhaling hoofdstuk 6
  • Voorraadkaarten opdracht teams

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Dit is de technische voorraad:
A
Beschikbare voorraad
B
Gereserveerde voorraad
C
Fysieke voorraad
D
Effectieve voorraad

Slide 31 - Quiz

Economische voorraad = technische voorraad + voorinkopen - .......
A
Technische voorraad
B
Voorverkopen
C
Administratieve voorraad
D
Fysieke voorraad

Slide 32 - Quiz

De voorraad die daadwerkelijk aanwezig is noemen we

A
de administratieve voorraad
B
de economische voorraad
C
de fictieve voorraad
D
de technische voorraad

Slide 33 - Quiz

Hoe noem je de voorraad waarover de winkelier het risico van een prijsdaling of prijsstijging loopt?
A
Technische voorraad
B
Administratieve voorraad
C
Veiligheidsvoorraad
D
Economische voorraad

Slide 34 - Quiz

Hoe reken je derving uit?
A
werkelijke voorraad- administratieve voorraad
B
administratieve voorraad - werkelijke voorraad
C
werkelijke voorraad - derving
D
administratieve voorraad - derving

Slide 35 - Quiz

Als de bestelfrequentie stijgt, wat gebeurt er dan met de bestelgrootte (als de jaarafzet gelijk blijft)?
A
Bestelgrootte blijft gelijk
B
Bestelgrootte stijgt ook
C
Bestelgrootte daalt

Slide 36 - Quiz

Voorraadwaardering = voorraad x ....
A
inkoopprijs
B
verkoopprijs

Slide 37 - Quiz

De jaarafzet is 24000 stuks, de gemiddelde voorraad is 600 stuks. Wat is de omzetsnelheid?
A
4
B
0,4
C
40
D
400

Slide 38 - Quiz

Hoe kan je de omzetsnelheid verhogen?
A
De gemiddelde voorraad verlagen
B
Prijs van product verlagen
C
Promotie maken voor het product

Slide 39 - Quiz

Wat betekent omzetduur?
A
de tijd dat het duurt, als je iets koopt
B
de tijd dat het duurt voordat de voorraad verkocht is
C
de tijd dat het duurt, voor je winst maakt
D
de tijd dat iets in de schappen ligt

Slide 40 - Quiz