Thema 1 groep 5

Het gebod
A
het mag niet
B
je tanden
C
iets wat je moet doen
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
TaalBasisschoolGroep 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Het gebod
A
het mag niet
B
je tanden
C
iets wat je moet doen

Slide 1 - Quiz

Van richting veranderen betekent
A
Een andere kant op gaan.
B
op de zelfde weg blijven
C
de weg zoeken

Slide 2 - Quiz

In het vervolg betekent
A
je bespiedt iemand
B
vanaf nu
C
je loopt voorop

Slide 3 - Quiz

Mijn fiets zit in de prak.
A
is stuk
B
staat in de schuur
C
is ingepakt

Slide 4 - Quiz

We gaan stapvoets rijden
A
super snel
B
we nemen 1 stap
C
zoals je kunt lopen

Slide 5 - Quiz

Vervolgens betekent in deze zin;
Ik koop appels vervolgens bak ik een taart.
A
volgen
B
daarna
C
we gaan ver

Slide 6 - Quiz

De weggebruiker kan ook vliegen.
A
goed
B
fout

Slide 7 - Quiz

Als iets strafbaar is heb je geluk gehad
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quiz

Ik kreeg een bal tegen mijn hoofd, ik ben een
A
dader
B
slachtoffer
C
politie

Slide 9 - Quiz

Dat slaat nergens op.
A
is onzin
B
we gaan rechtsaf
C
maakt muziek

Slide 10 - Quiz

Vergeefs betekent
A
je geeft veel weg
B
je gaat ver weg
C
je doet iets zonder dat het wat oplevert

Slide 11 - Quiz

Topper
Tegel
Toekomst
Tafel

Slide 12 - Drag question

Maak deze zin langer met een
Waar- wat- en wanneer deel
Vader koopt..........................................

Slide 13 - Open question

Maak deze zin langer met een
wat- waar- en wanneerdeel
De dief steelt.....................................

Slide 14 - Open question

werkwoord

Slide 15 - Mind map

zelfstandig naamwoord

Slide 16 - Mind map

bijvoeglijknaamwoord

Slide 17 - Mind map

Teun loopt naar de mooie fiets
Zelfstandig naamwoord is
A
loopt
B
fiets
C
mooie

Slide 18 - Quiz

Mijn moeder rent heel hard weg.
het werkwoord is
A
moeder
B
hard
C
rent

Slide 19 - Quiz

Mijn blauwe broek is vuil.
A
broek
B
is
C
blauwe

Slide 20 - Quiz